Terug

MEDICIJNEN  op  MAAT

 HomeAlgemeenZiektenMedicijnen

KINDEREN-VROUWEN-OUDEREN

KINDEREN  ZIJN  GEEN  KLEINE  VOLWASSENEN!

INHOUD

Relatief  hoog  medicijnengebruik
Opname,  verdeling,  omzetting
  
en  uitscheiding
Andere  gevoeligheid
Doseren  en  toedienen
Vergiftigingen
   ▪
voorkom vergiftigingen


Relatief  hoog  medicijnengebruik

Als het om medicijngebruik gaat, worden kinderen en ouderen vaak in één ademgenoemd. Het gaat dan niet alleen om de dosering van een medicijn, die dikwijls afwijkt van de dosering bij de gemiddelde volwassene. Er zijn wel degelijk ook andere verschillen waardoor kinderen en ouderen speciale aandacht verdienen als zij medicijnen nodig hebben. Zo hebben zij bijvoorbeeld een andere lichaamssamenstelling; vooral de verhouding vetweefsel, spierweefsel en lichaamsvocht wijkt duidelijk af. Verder ziet men bij kinderen en ouderen aanzienlijke afwijkingen in de snelheid waarmee een geneesmiddel uit het lichaam wordt verwijderd. En ten slotte kunnen zij een specifieke gevoeligheid voor bepaalde medicijnen hebben.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat kinderen relatief veel geneesmiddelen krijgen voorgeschreven. Ongeveer 6 procent van alle geneesmiddelen die in een apotheek over de toonbank gaan, is bestemd voor kinderen. In een Engels onderzoek werd vastgesteld dat kinderen gedurende één op de tien weken een geneesmiddel gebruiken. Verder bleek uit een Tilburgs onderzoek dat 77 procent van alle kinderen tot 1 jaar al geneesmiddelen had gebruikt. Bij meer dan een kwart (27 procent) van de recepten ging het om antibiotica, bij 20 procent om middelen tegen hoest en verkoudheid, en bij 15 procent om pijnstillende en koortswerende middelen. Omdat bij kinderen de groei en ontwikkeling centraal staan, is het onverstandig kinderen als kleine volwassenen te beschouwen. In veel opzichten zijn er grote verschillen met volwassenen.

Opname,  verdeling,  omzetting  en  uitscheiding

De opname van de meeste geneesmiddelen vanuit het maag-darmkanaal is in principe niet anders dan bij volwassenen. Tot de leeftijd van 5 jaar is de zuurgraad van het maagsap echter lager, waardoor sommige geneesmiddelen, zoals de penicillinen die gedeeltelijk worden afgebroken door het zure maagsap, vollediger worden opgenomen.
Bij de verdeling van geneesmiddelen over de diverse organen en weefsels spelen verschillen in het watergehalte van het lichaam en de binding aan eiwitten in het bloed een rol. De totale hoeveelheid lichaamsvocht van een pasgeborene is ongeveer 77 procent van het totale lichaamsgewicht; op eenjarige leeftijd is dat ongeveer 59 procent, waarna de hoeveelheid vocht verder daalt tot ongeveer 50 procent op volwassen leeftijd. Het vochtvolume buiten de cellen (het zogenoemde extracellulaire volume) daalt van ongeveer 45 procent bij pasgeborenen naar 28 procent op eenjarige leeftijd en tot ongeveer 20 procent op volwassen leeftijd. Dit betekent bijvoorbeeld dat veel geneesmiddelen bij jonge kinderen relatief hoger gedoseerd moeten worden (per kg lichaamsgewicht) dan bij volwassenen.
De binding van veel medicijnen aan eiwitten in het bloed is bij pasgeborenen laag. Dit wordt veroorzaakt door zowel een lagere eiwitconcentratie als een geringer aantal bindingsplaatsen op het eiwit. Dit betekent dat sommige geneesmiddelen juist relatief lager moeten worden gedoseerd dan bij wat oudere kinderen.
Bij pasgeborenen blijken veel geneesmiddelen veel langer in het lichaam te blijven dan bij oudere kinderen of volwassenen. De oorzaak daarvan is dat de uitscheiding via de nieren nog niet volledig ontwikkeld is; pas na ongeveer zeven maanden is de volwassen capaciteit bereikt. Ook de omzetting van geneesmiddelen in de lever is in de eerste weken na de geboorte nog niet volledig ontwikkeld, maar die neemt tamelijk snel toe. Bij kinderen tussen 1 en 4 jaar is de omzetting in de lever van diverse geneesmiddelen zelfs aanzienlijk sneller dan bij volwassenen, en zijn er dus relatief hogere doseringen nodig.

Andere  gevoeligheid

Over verschillen in gevoeligheid die met de leeftijd te maken hebben, is vrij weinig bekend. Toch zijn er zeker geneesmiddelen waarop jonge kinderen anders reageren dan volwassenen. Enkele voorbeelden:

  • Bij jonge kinderen mag men geen zogenoemde grotepijnstillers (opiaten/opioïden) zoals morfine gebruiken in verband met de sterk verhoogde gevoeligheid voor deze stoffen, in het bijzonder remming van de ademhaling.

  • Kinderen in het eerste levensjaar die benauwd zijn, reageren nauwelijks op bètasympathicomimetica, medicijnen die juist bij wat oudere kinderen en volwassenen zeer waardevol zijn bij de behandeling van een astma-aanval.

  • Slaapmiddelen en kalmerende middelen kunnen bij kinderen zogenoemde paradoxale reacties opwekken: opwinding en onrust in plaats van kalmering. Het omgekeerde kan ook het geval zijn. Neem bijvoorbeeld methylfenidaat (Concerta®, Equasym®, Medikinet®, Ritalin®) een geneesmiddel dat voornamelijk wordt gebruikt bij de behandeling van kinderen met ADHD (hyperactiviteit). Deze stof lijkt in veel opzichten op amfetaminen, stimulerende stoffen die nogal eens als doping in de sport worden gebruikt. Terwijl methylfenidaat bij volwassenen een ‘oppeppende’ werking heeft die gepaard gaat met onrust, hyperactiviteit en slapeloosheid, heeft het bij ADHD-kinderen in de meeste gevallen een rustgevende werking.

  • Het gebruik van acetylsalicylzuur (onder andere Aspirine®) als pijnstiller en koortsonderdrukker bij jonge kinderen met een acute virale infectie wordt ten sterkste afgeraden. Geadviseerd wordt in plaats daarvan paracetamol te gebruiken bij kinderen met griep of waterpokken.

  • Medicijnen die de groei en ontwikkeling kunnen beïnvloeden, mogen niet of alleen met de grootste terughoudendheid worden gebruikt. Dat geldt in het bijzonder voor corticosteroïden (hormonale ontstekingsremmers), die groeiachterstand kunnen veroorzaken. Hetzelfde geldt voor antibiotica die tot de tetracyclinen behoren en die zich ontwikkelende tanden en kiezen geelbruin verkleuren en verzwakken.

Doseren  en  toedienen

Uit het bovenstaande blijkt dat het vaststellen van de juiste dosering bij kinderen niet eenvoudig is. Voor elk geneesmiddel zouden eigenlijk richtlijnen moeten bestaan voor het gebruik bij kinderen. Bij de nieuwere geneesmiddelen is dit al vaak het geval. Die middelen zijn dan klinisch onderzocht bij kinderen in verschillende leeftijdsgroepen.
Pasgeborenen en zuigelingen nemen wat de dosering betreft een aparte plaats in. (Kinder)artsen raadplegen hiervoor aparte handboeken. Aanpassingen van de kinderdoseringen gelden alleen voor geneesmiddelen in toedieningsvormen met een zogenoemde systemische werking. Dat zijn medicijnen die via de mond (oraal), via de anus (rectaal) of per injectie (parenteraal) worden toegediend. De werkzame stof verdeelt zich dan na opname via de bloedbaan over het hele lichaam. Pas daarna kan de heilzame werking op gang komen. De doseringen van geneesmiddelen in toedieningsvormen die bestemd zijn voor een lokale werking (medicijnen per inhalatie, crèmes en zalven, oogdruppels en -zalven), worden uiteraard niet aangepast, omdat de werkzame stoffen zich niet via het bloed en de lichaamsvloeistoffen hoeven te verdelen.
Veel kinderen hebben een hekel aan medicijnen. Vooral de smaak en de vorm waarin het geneesmiddel wordt toegediend, spelen daarbij een rol. Het slikken van tabletten en capsules door jonge kinderen zorgt meestal voor grote problemen (kokhalzen!). Het is dan beter om het gewenste middel voor te schrijven in de vorm van een poeder dat met pap of ander voedsel kan worden gemengd en ingenomen. Een andere mogelijkheid is om het geneesmiddel in vloeibare vorm toe te dienen, dus als drank, suspensie of druppels. Het nadeel daarvan is vaak de vieze smaak, maar die kan gecorrigeerd worden met suiker (dan is het een stroop) en/of een smaakstof.
Het toedienen van medicijnen per spuitbus aan de longen (dosisaërosol) heeft bij kinderen vaak een slecht resultaat doordat zij vaak moeite hebben met de coördinatie om de dosisaërosol met de hand te bedienen en tegelijkertijd diep te inhaleren. Het gebruik van een inhalatiekamer – een soort toeter die op de dosisaërosol wordt gezet – kan dan uitkomst bieden. Poederinhalators voldoen bij kinderen vanaf 7 jaar over het algemeen beter. Bij jongere kinderen (0 tot 4 jaar) komen ook elektrische vernevelaars – apparaten die een vloeistof met lucht of ultrageluid in een nevel of damp omzetten – in aanmerking bij het toedienen van geneesmiddelen per inhalatie.

Vergiftigingen

Jaarlijks krijgt het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) meer dan tienduizend vragen over de gevolgen van een vergiftiging bij kinderen. Het werkelijke aantal vergiftigingen is ongetwijfeld (veel) hoger. Meestal gaat het om vergiftigingen bij jonge kinderen tot 5 jaar, die per ongeluk een giftige stof hebben ingenomen. Bij wat oudere kinderen komen ook vergiftigingen met (eigen) opzet voor, zoals met benzodiazepinen of met pijnstillers. Een heel bijzondere categorie opzettelijke vergiftigingen komt voor bij het syndroom van Münchhausen-by-proxy, waarbij een ouder (vaak de moeder) het kind vergiftigt met als doel aandacht voor zichzelf te krijgen.

Bij bijna 40 procent van de vergiftigingen bij kinderen gaat het om inname van medicijnen. Vitamine-D- en -AD-preparaten, de ‘pil’ van moeder en in huis aanwezige pijnstillers als paracetamol (Daro Paracetamol Vloeibaar®, Kinderparacetamol®, Panadol®, Panadol Artrose®, Sinaspril Paracetamol®), ibuprofen (Advil®, Brufen®,  Nurofen®, Sarixell®, Spidifen®, Zafen®), naproxen (Aleve®) of diclofenac (Cataflam®, Voltaren®, Voltaren K®) behoren al jaren tot de toptien van de middelen die het meest door kinderen worden ingenomen. Minder frequent zijn vergiftigingen met ijzerpreparaten, anti-epileptica, codeïne, hart- en vaatmiddelen, benzodiazepinen en antidepressiva. Ruim 20 procent van alle vergiftigingen in Nederland (meer dan tweeduizend kinderen) zijn het gevolg van huishoudmiddelen en doe-het-zelfproducten: (vaat)wasmiddelen, lampolie, chloorbleekloog, allesreinigers, terpentine enzovoort. Cosmetica (7 procent) blijken vooral aantrekkelijk te zijn voor de allerjongste kinderen. De overige vergiftigingen zijn het gevolg van inname van planten en bessen (8 procent) en bestrijdingsmiddelen (5 procent).
Of na het innemen van een stof daadwerkelijk een vergiftiging ontstaat, hangt natuurlijk af van de aard van de stof en van de ingenomen hoeveelheid. Vaak leidt een enkel slokje van een vloeibaar middel niet tot problemen. Toch kan een enkel slokje ook worden onderschat. Wanneer een tweejarig kind bijvoorbeeld 15 ml aftershave met een alcoholpercentage van 75 procent drinkt, leidt dat al tot een alcoholpromillage van 1,1! Exacte cijfers over het aantal vergiftigingen in Nederland met (zeer) ernstige gevolgen zijn niet bekend. Internationale cijfers geven aan dat 2,5 procent van de vergiftigingen ernstig is (ziekenhuisopname) en 0,1 procent dodelijk afloopt.
De verpakkingsvorm, de hoeveelheid en de beschikbaarheid van een stof zijn van belang, maar de belangrijkste factor om het aantal vergiftigingen bij kinderen te reduceren, is ervoor te zorgen dat het middel niet toegankelijk is voor het kind (zie kader). Uit onderzoek bleek dat het merendeel van de stoffen zich op het moment van het ongeval binnen handbereik van de kinderen bevond.


Voorkom vergiftigingen

  • Gebruik kinderveilige sluitingen en bewaardozen.

  • Bewaar gevaarlijke stoffen in afgesloten kasten.

  • Bewaar schoonmaakmiddelen niet op de onderste planken van een kast en ruim ze na gebruik onmiddellijk op.

  • Bewaar medicijnen en gevaarlijke stoffen in hun oorspronkelijke verpakking.

  • Vertel kinderen over de gevaren van het opeten, opdrinken of aanraken van medicijnen of schoonmaakmiddelen.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Terug