Terug

MEDICIJNEN  op  MAAT

 HomeAlgemeenZiektenMedicijnen

Hersenen  &  zenuwstelsel

BEROERTE:  HERSENINFARCT  of  HERSENBLOEDING

INHOUD

 beroerte:  CVA
   ▪
ongeluk in hersenvaten
   ▪ risicofactoren beroerte
   ▪ i
ngrijpende gevolgen
 
Acute  behandeling
   ▪ stolseloplossers
   ▪ aspirine
   ▪ bloeddruk- en koortsverlaging
 
Revalidatiefase
 Secundaire  preventie
   bloedplaatjesremmers
   ▪
antistolling
   ▪
bloeddrukverlaging
   ▪ cholesterolverlaging
 
Polypil  als  primaire  preventie?


ongeluk
in hersenvaten

Per jaar krijgen in Nederland ongeveer 40.000 mensen een beroerte. Daarvan sterven er ruim 11.000 binnen een jaar. In de westerse landen staat de beroerte op de derde plaats van doodsoorzaken en is ze de meest voorkomende oorzaak van blijvende invaliditeit op oudere leeftijd. Een beroerte is een plotseling optredende aandoening in de hersenen, die verlammingen, gevoelloosheid en spraakstoornissen veroorzaakt. In medische kringen spreekt men van ‘cerebrovasculair accident’ (CVA), wat letterlijk ‘ongeluk in de hersenbloedvaten’ betekent.

Een beroerte kan gepaard gaan met braken, epileptische verschijnselen en hoofdpijn, en vaak ook met nekstijfheid. Deze symptomen zijn altijd het gevolg van een doorbloedingsdefect, waardoor de hersenen opeens te weinig zuurstof krijgen. Daarvoor kunnen in principe twee oorzaken zijn: een afsluiting door een dichtgeslibd bloedvat (bijvoorbeeld door slagaderverkalking) of door een bloedstolsel (embolus) uit een ander orgaan, bijvoorbeeld het hart. In beide gevallen spreekt men van een herseninfarct. Ook is het mogelijk dat een halsslagader die de toevoer van bloed naar de hersenen verzorgt, gedeeltelijk is dichtgeslibd. Een andere oorzaak is een lekkage door een scheurtje in een bloedvat, waardoor bloed zich in hersenweefsel ophoopt; men spreekt dan van een hersenbloeding. Een herseninfarct komt vier keer zoveel voor als een hersenbloeding. De plaats van het infarct en de grootte van het bloedvat bepalen het type en de ernst van de symptomen. Als vitale hersengedeelten worden getroffen, kan de patiënt onmiddellijk overlijden. [U kunt hier middels een filmpje zien wat er gebeurt tijdens een beroerte].

De verschijnselen na een beroerte kunnen blijvend zijn, gedeeltelijk herstellen of heel langzaam verdwijnen. Als ze binnen 24 uur verdwijnen, spreekt men van een TIA (‘transient ischaemic attack’, letterlijk: voorbijgaande aanval van bloedvatafsluiting). De symptomen van een TIA zijn verlammingen, spreekstoornissen (onder andere praten met een dubbele tong), dubbelzien of met één of beide ogen niets meer zien. Deze symptomen kunnen na een paar minuten al verdwenen zijn of hoogstens na 24 uur. Gemiddeld duren ze niet langer dan 20 minuten. Als ze langer aanhouden dan 24 uur, spreekt men van een echte beroerte.

Een aantal factoren verhoogt het risico op een beroerte (zie kader). Er zijn tot nu toe geen harde bewijzen dat het optreden van een beroerte erfelijk is. Wel is het zo dat in sommige families vaker diabetes (suikerziekte), hoge bloeddruk of een hoog bloedcholesterolgehalte voorkomen.

Risicofactoren beroerte

 

  • ouderdom

  • hoge bloeddruk

  • TIA in het verleden

  • diabetes (suikerziekte)

  • hart- en vaatziekten

  • hoog bloedcholesterolgehalte

  • roken

  • stress

  • overgewicht

  • onvoldoende lichaamsbeweging

Ingrijpende  gevolgen

De meeste mensen die een beroerte krijgen, zijn ouder dan 75 jaar. Driekwart van de patiënten met een TIA is ouder dan 70 jaar. Van de patiënten met een hersenbloeding overlijdt 75 procent in de eerste maand erna, van de patiënten met een herseninfarct 15 procent. Ongeveer een kwart van de mensen met een herseninfarct heeft eerder een ‘waarschuwing’ gehad in de vorm van een TIA. De kans dat iemand binnen een jaar opnieuw een beroerte krijgt, is 10 procent voor mannen en 5 procent voor vrouwen.

Een jaar na een beroerte kan de helft van de patiënten zichzelf weer verzorgen, terwijl 30 procent overleden is en 20 procent continu verzorgd moet worden. Deze cijfers geven al aan dat een beroerte grote gevolgen kan hebben, zowel lichamelijk als geestelijk. Uiteraard heeft een beroerte in eerste instantie gevolgen voor de patiënt zelf, maar beslist ook voor zijn familieleden en zijn directe omgeving. Ook al lijkt het dat een patiënt lichamelijk redelijk tot goed is gerevalideerd, in veel gevallen is er sprake van gedragsveranderingen na een beroerte. En daarover bestaat helaas nog veel onwetendheid en onbegrip.

De directe gevolgen zijn afhankelijk van het deel van de hersenen en de hoeveelheid hersenweefsel dat beschadigd is. Zo heeft een beroerte in de ene hersenhelft vaak verlammingen van de tegenovergestelde lichaamszijde tot gevolg. Bij een beroerte in de rechter hersenhelft is men doorgaans links verlamd, en omgekeerd. Als er veel hersencellen zijn afgestorven, zijn er meer klachten dan wanneer er slechts weinig cellen zijn afgestorven. Na een (kleine) beroerte hoeven niet altijd verlammingen op te treden, maar zijn er wel vaak andere verschijnselen, zoals (gedeeltelijke) uitval van het gezichtsveld of problemen met de taal (afasie) of het spreken (dysartrie).

Naast de genoemde specifieke verschijnselen die het gevolg zijn van een beroerte, kunnen nog vele andere, meer algemene kenmerken optreden, zoals initiatiefverlies en verminderde zelfredzaamheid, impulsiviteit en gehaastheid of zelfs woedeuitbarstingen, incontinentie, verkeerd tijdsbesef, geheugenstoornissen, karakterveranderingen, geestelijke labiliteit, depressiviteit enzovoort.

 

Acute  behandeling

Na een beroerte telt elke minuut. Door snel ingrijpen verbetert het perspectief van de patiënt. Steeds meer ziekenhuizen openen speciale ‘stroke-units’ (‘stroke’ is het Engelse woord voor beroerte) om patiënten met een beroerte snel en adequaat te kunnen behandelen. Bijna alle patiënten met een beroerte profiteren van opname op deze gespecialiseerde afdelingen. Door behandeling op een ‘stroke-unit’ overlijden minder mensen na een beroerte en hoeven minder mensen naar instellingen voor chronische zorg. Als een patiënt wordt opgenomen van wie men vermoedt dat hij een beroerte heeft, zal de neuroloog alles in het werk stellen om na te gaan wat er precies aan de hand is en zal hij moeten vaststellen of er sprake is van een herseninfarct of van een hersenbloeding.

stolseloplossers
Bij een hersenbloeding kan de patiënt in sommige gevallen worden geopereerd. Snel handelen is dan zeker noodzakelijk, maar dat geldt ook voor sommige patiënten met een herseninfarct. Bij hen wordt geprobeerd het bloedstolsel op te lossen met een zogenaamde stolseloplosser (ook wel trombolyticum genoemd, voor meer details zie ook 'Trombose' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop') en de doorbloeding van het aangedane hersengebied te herstellen. Dat heeft echter alleen zin als het trombolyticum binnen 4,5 uur na het ontstaan van de eerste symptomen van een beroerte kan worden toegediend.
Alteplase (Actilyse®) is de stolseloplosser die hiervoor in Nederland is geregistreerd. Het wordt via een intraveneus infuus rechtstreeks in de bloedbaan wordt toegediend. Vastgesteld is dat alteplase indien zeer snel na het ontstaan van de symptomen en onder strikte voorwaarden wordt toegediend, het relatieve risico op overlijden of op het overhouden van ernstige beperkingen, vermindert met 25%.

Aspirine
Toediening van antistollingsmiddelen (ook wel bloedverdunners genoemd), bedoeld om het bloed minder stolbaar te maken, wordt tegenwoordig niet meer zinvol geacht. Een lage dosering van acetylsalicylzuur (merkloos, Acetylsalicylzuur Cardio®, Acetylsalicylzuur Neuro®, Aspirine Protect®) of het calciumzout hiervan carbasalaatcalcium (merkloos, Ascal 38®, Ascal Cardio®, Carbasalaatcalcium Cardio®, Carbasalaat Neuro®), die het samenklonteren van de bloedplaatjes tegengaan (ze worden bloedplaatjesremmers genoemd, voor meer details zie ook bloedplaatjesremmers in het onderdeel 'Trombose' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop'), is wél zinvol en moet worden ingenomen om de vorming van nieuwe bloedproppen in de bloedvaten van de hersenen te voorkomen.

Bloeddruk- en  koortsverlaging
Bij hersenbloedingen worden gewoonlijk geen medicijnen toegediend. De bovengenoemde stoffen kunnen de situatie dan juist verergeren. Er moet dus heel goed worden onderzocht of het om een hersenbloeding of om een herseninfarct gaat. Heeft de patiënt een te hoge bloeddruk in de acute fase van een beroerte, dan is het niet nodig die meteen te behandelen. Alleen bij een sterk verhoogde bloeddruk geeft men een bloeddrukverlagend middel. Labetalol (
merkloos, Trandate®) is dan het middel van keuze, omdat hiermee de bloeddruk snel en effectief op het juiste niveau kan worden gebracht.
Koorts komt in de acute fase na een beroerte frequent (30 tot 40 procent) voor. Heeft een patiënt koorts, dan is het risico op overlijden verhoogd. De koorts kan effectief worden verlaagd met paracetamol (
merkloos), zie ook kleine pijnstillers in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn & Pijnbestrijding'. Men vermoedt dat daarmee de vooruitzichten voor de patiënt iets beter worden, maar dat is beslist niet zeker.

Als aannemelijk is dat de beroerte het gevolg was van een vernauwde halsslagader, die gedeeltelijk (meer dan 70 procent) is dichtgeslibd door atherosclerose (zie ook 'Aderverkalking & Cholesterol' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop'), wordt overwogen de vernauwing operatief op te heffen.

Overzicht  acute  medicatie  herseninfarct

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte

Trombolyse

alteplase

Actilyse®

 infusievloeistof: 1 mg/ml

bloedplaatjesremmers

acetylsalicylzuur




carbasalaatcalcium

 

merkloos
Acetylsalicylzuur Cardio®
Acetylsalicylzuur Neuro® Aspirine Protect®

merkloos
Ascal 38®
, Ascal Cardio® Carbasalaatcal. Cardio®

 tablet: 30, 80 en 100 mg



 
 bruistablet:
38 mg
 bruistablet, poeder:
100 mg
 

bloeddrukverlaging

labetalol
 

merkloos, Trandate®
 

 injectievloeistof: 5 mg/ml 
 tablet:
100, 200 en 400 mg

koortsverlaging

paracetamol

 

merkloos
diverse merknamen
(zie
kleine pijnstillers)

 infusievloeistof: 10 mg/ml
 tablet:
500 en 1000 mg
 

Revalidatiefase

Direct na de acute fase van de beroerte, zodra de vitale functies als bloeddruk, polsslag en ademhaling zijn gestabiliseerd, wordt op de ‘stroke-unit’ al begonnen met de revalidatie. Het revalidatieprogramma is afhankelijk van de zwaarte van de beroerte. Bij verlammingsverschijnselen wordt al snel gestart met fysiotherapie. Bij slik-, spraak- of taalstoornissen wordt de logopedist ingeschakeld.

Door middel van intensieve revalidatie leren veel mensen met hun invaliditeit om te gaan, ondanks functieverlies van een bepaald gebied in de hersenen. Andere delen van de hersenen kunnen taken overnemen die voorheen door het beschadigde deel werden uitgevoerd.
Na het ontslag uit het ziekenhuis is het voor veel mensen zinvol dat de revalidatie wordt voortgezet. Dit kan plaatsvinden in het ziekenhuis of het verpleeghuis, poliklinisch in een revalidatiecentrum of gewoon thuis. Met behulp van ergotherapie en fysiotherapie kunnen technieken worden aangeleerd die het dagelijks leven en het huis veiliger maken voor iemand met een handicap.


Secundaire  preventie

Op langere termijn is de medicamenteuze behandeling gericht op het voorkómen van een nieuwe beroerte; dit wordt secundaire preventie genoemd. Risicofactoren als roken, onvoldoende lichaamsbeweging, stress, overgewicht enzovoort moeten actief worden bestreden door een aantal stringente leefregels. Met geneesmiddelen kan echter minstens zoveel resultaat worden geboekt. Voor alle duidelijkheid, wat hierna aan medicatie wordt geadviseerd geldt niet alleen voor patiënten die een beroerte hebben gehad maar ook voor patiënten die 'slechts' een TIA hebben doorgemaakt!

Bloedplaatjesremmers
Patiënten die een herseninfarct of een TIA hebben doorgemaakt, zullen in ieder geval medicijnen moeten innemen die het samenklonteren van de bloedplaatjes tegengaan, zodat de vorming van nieuwe bloedproppen in de bloedvaten van de hersenen wordt voorkomen. De eerdergenoemde bloedplaatjesremmers als acetylsalicylzuur (merkloos, Acetylsalicylzuur Cardio®, Acetylsalicylzuur Neuro®, Aspirine Protect®) of het calciumzout hiervan carbasalaatcalcium (merkloos, Ascal ‘38’®, Ascal Cardio®, Carbasalaatcalcium Cardio®), die ook in de eerste, acute fase van het herseninfarct worden gebruikt, verminderen effectief het risico op een nieuwe beroerte. Ze moeten in ieder geval levenslang worden ingenomen. Als de patiënt overgevoelig is voor acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium, komt dipyridamol (merkloos, Persantin®), clopidogrel (merkloos, Grepid®, Iscover®, Plavix®), prasugrel (Efient®) of ticagrelor (Brilique®) in aanmerking. Deze middelen zijn echter wel een stuk duurder. Ook is er sinds kort de vaste combinatie clopidogrel/acetylsalicylzuur (Duoplavin®) verkrijgbaar. Of dit preparaat voordelen biedt boven de beide middelen afzonderlijk moet de toekomst leren. Het is eveneens een stuk duurder.

Overigens wordt de combinatie van acetylsalicylzuur en dipyridamol - zowel als merkloos preparaat verkrijgbaar als onder de merknaam Asasantin® - als eerstekeuze middel beschouwd. In een grootschalig onderzoek is vastgesteld dat deze combinatie dubbel zo effectief is als acetylsalicylzuur (indien alléén gegeven) bij het verminderen van het risico om opnieuw een herseninfarct te krijgen bij patiënten met een eerder doorgemaakt herseninfarct (beroerte). Jammer genoeg wordt dipyridamol in de combinatie veel minder goed verdragen dan acetylsalicylzuur. Relatief veel patiënten klagen over (hevige) hoofdpijn, duizeligheid en misselijkheid. Het optreden van hoofdpijn kan gereduceerd worden door de dosering van dipyridamol geleidelijk op te bouwen. Overigens is dat wel de reden dat in plaats van de combinatie acetylsalicylzuur/dipyridamol vaak de voorkeur wordt gegeven aan clopidogrel, prasugrel of ticagrelor, waarvan onlangs bekend is geworden dat ze - indien alléén gegeven - net zo werkzaam zijn als de combinatie Asasantin®. In 2019 verscheen de Nederlandse richtlijn 'Herseninfarct en hersenbloeding' waarin de combinatie acetylsalicylzuur én clopidogrol sterk de voorkeur verdient bij patiënten die een TIA met een hoog herhalingsrisico of een licht herseninfarct hebben gehad. Na uiterlijk drie weken dienen zij over te gaan op een enkelvoudig middel bijvoorbeeld clopidogrel.
De bijwerkingen van clopidogrel, prasugrel en ticagrelor zijn gering en mild, vergelijkbaar met die van acetylsalicylzuur of carbasalaatcalcium maar wel anders. Waar het bij acetylsalicylzuur vooral om maagklachten gaat, gaat het bij clopidogrel en prasugrel om neusbloedingen, huiduitslag, diarree, hoofdpijn en duizeligheid.

Antistolling
Als is vastgesteld dat het herseninfarct mogelijk is veroorzaakt door stolsels die afkomstig zijn uit het hart als gevolg van bepaalde hartritmestoornissen (zie ook boezemfibrilleren in het onderdeel 'Hartziekten' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop'), moet de patiënt antistollingsmiddelen (ook wel bloedverdunners, orale anticoagulantia of coumarinen genoemd, voor meer details zie antistollingsmiddelen in het onderdeel 'Trombose' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop') gaan gebruiken: acenocoumarol (merkloos) of fenprocoumon (merkloos, Marcoumar®). Ze reduceren het risico van een trombo-embolie; de relatieve risicoreductie is ongeveer 70% in het voorkómen van een herseninfarct, maar ze hebben een groter risico op bloedingen. Ze mogen dus beslist niet worden gebruikt bij patiënten die een hersenbloeding hebben doorgemaakt. De dosering wordt vastgesteld op basis van de stolbaarheid van het bloed. Dat onderzoek wordt uitgevoerd door de trombosedienst. Is men eenmaal ingesteld op een bepaalde dosis, dan kan men die heel lang blijven gebruiken. De belangrijkste bijwerking zijn bloedingen. Zolang men goed is ingesteld, zullen die overigens niet gauw ontstaan. Toch komen ze voor, vooral als men gelijktijdig bepaalde andere geneesmiddelen gebruikt. De trombosedienst of de apotheek kan daarover meer inlichtingen geven.
Een nieuwe optie is om zogenoemde 'DOAC's' te gebruiken (internationaal worden ze NOAC's genoemd). Dit zijn eveneens orale anticoagulantia, maar geven minder problemen bij het instellen en zijn mogelijk wat veiliger. Er zijn op dit moment in Nederland vier DOAC's verkrijgbaar: apixaban (Eliquis®), dabigatran (Pradaxa®), edoxaban (Lixiana®) en rivaroxaban (Xarelto®), voor meer details zie antistollingsmiddelen in het onderdeel 'Trombose' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop'.

Bloeddrukverlaging
Patiënten met een te hoge bloeddruk moeten in ieder geval bloeddrukverlagende middelen (antihypertensiva) gaan gebruiken. Na een beroerte verkleint verlaging van de bloeddruk de kans op een hernieuwde beroerte met 24 tot 37% bij patiënten met hoge bloeddruk. Er zijn aanwijzingen dat ook patiënten zonder hoge bloeddruk ook baat hebben bij het gebruik van bloeddrukverlagende middelen. Plaspillen van het thiazide-type (zie ook plaspillen in het onderdeel 'Hoge Bloeddruk' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop') zijn meestal de middelen van keuze, omdat deze middelen aantoonbaar een gunstig effect hebben op het sterftecijfer en het aantal nieuwe beroerten. ACE-remmers en bètablokkers lijken minder effectief op het sterftecijfer en het aantal nieuwe beroerten.

Cholesterolverlaging
Over het effect van cholesterolverlaging als secundaire preventie is lang onduidelijkheid geweest. Al veel langer was al aangetoond dat het gebruik van een cholesterolverlagend middel van het type statine (zie ook statines in het onderdeel 'Aderverkalking en Cholesterol' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop') de kans op een nieuwe hart- en vaatziekte (inclusief beroerte) een stuk kleiner maakt bij patiënten met een hoog cholesterolgehalte en/of een reeds eerder doorgemaakt hartinfarct. Voor patiënten met een reeds doorgemaakte TIA of herseninfarct is dat bewijs er nu ook. Tot voor kort werd een cholesterolverlager alleen voorgeschreven bij mensen met een beroerte die eerder een hartinfarct of angina pectoris (hartkramp) hadden doorgemaakt of een duidelijk verhoogd bloedcholesterolgehalte hadden. Nu wordt echter geadviseerd iedereen met een doorgemaakte TIA of herseninfarct te behandelen met een cholesterolverlager van het type statine. Op basis van prijs en ervaring wordt in Nederland meestal simvastatine (merkloos, Zocor®) voorgeschreven. Andere statines zijn atorvastatine (merkloos, Lipitor®), fluvastatine (merkloos), pravastatine (merkloos, Selektine®) en rosuvastatine (merkloos, Crestor®). Waarschijnlijk zijn ze alle even effectief.

Overzicht  medicatie  als  secundaire  preventie

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte

bloedplaatjesremmers

acetylsalicylzuur




carbasalaatcalcium



dipyridamol


dipyridamol/
  /acetylsalicylzuur


clopidogrel


clopidogrel/
  /acetylsalicylzuur


prasugrel

ticagrelor

merkloos
Acetylsalicylzr. Cardio®
Acetylsalicylzr. Neuro® Aspirine Protect®

merkloos
, Ascal 38®
Ascal Cardio®
Carbasalaat Cardio®

merkloos
, Persantin®


merkloos, Asasantin®


merkloos, Grepid®
Iscover®
, Plavix®

Duoplavin®



Efient®

Brilique®

 tablet: 30, 80 en 100 mg




 bruistablet:
38 mg
 bruistablet, poeder:
100 mg


 capsule mga*: 150, 200 mg
 dragee:
25 en 75 mg
 
 capsule mga*:
200/25 mg


 tablet:
75 en 300 mg

 
 tablet:
75/100 mg

 
 tablet:
5 en 10 mg
 
 tablet:
60 en 90 mg

ANTISTOLLING

Coumarinen
acenocoumarol

fenprocoumon


merkloos

merkloos
, Marcoumar®

 
 tablet:
1 mg
 
 tablet:
3 mg
DOAC's
apixaban


dabigatran


edoxaban

rivaroxaban


Eliquis®


Pradaxa®


Lixiana®

Xarelto®

 
 tablet:
2½ en 5 mg
 
 capsule:
75, 110 en 150 mg
 
 tablet:
15, 30 en 60 mg

 tablet:
2½, 10, 15 en 20 mg

bloeddrukverlaging

Thiaziden
chloortalidon

hydrochloorthiazide


indapamide


merkloos


merkloos
Hydrochloorthiazide FNA

merkloos

 
 tablet:
12½, 25 en 50 mg
 
 drank:
½ mg/ml
 tablet:
12½, 25 en 50 mg
 
 dragee, tablet:
mg

cholesterolverlaging

Statines
atorvastatine


fluvastatine


pravastatine

rosuvastatine

simvastatine


 merkloos
, Lipitor®


merkloos


merkloos
, Selektine®

merkloos
, Crestor®

merkloos
, Zocor®

 
 tablet:
10, 20, 40 en 80 mg
 kauwtablet:
10 en 20 mg
 
 capsule:
20 en 40 mg
 tablet mga*:
80 mg
 
 tablet:
10, 20 en 40 mg
 
 tablet:
5, 10, 20 en 40 mg
 
 tablet:
10, 20, 40, 60, 80 mg
mga* = met gereguleerde afgifte

 


Polypil 
als  primaire  preventie?

De polypil is bedacht door twee Engelse hoogleraren preventieve geneeskunde. Zij lanceerden in 2003 het idee om een cholesterolverlager (een statine), drie bloeddrukverlagers (een plaspil, een bètablokker en een ACE-remmer), foliumzuur en aspirine in één tablet of capsule te stoppen. En om dan iedere gezonde 55-plusser dat pilletje dagelijks te laten slikken ongeacht of er sprake is van een te hoog cholesterol in het bloed, een te hoge bloeddruk of angina pectoris. Dat zou het aantal hartziekten en beroerten wel eens met 80% kunnen verminderen, zo hadden de hooggeleerde heren met wiskundige modellen berekend.

Theoretisch leek het een kloppend idee maar in de praktijk moest de effectiviteit ervan nog wel even bewezen worden. De eerste opzet daartoe werd enkele jaren later uitgevoerd door een Indiase medicijnenfabrikant Cadila die deze polypil onder de naam Polycap® op de markt wil gaan brengen als zou blijken dat die ook echt werkt. En wel voor een hele lage prijs (ongeveer 1,5 euro gaat de medicatie per maand kosten), aangezien alleen medicijnen worden gebruikt waarvan het patent is verlopen, zogenaamde generieke medicijnen. In plaats van de oorspronkelijke zes medicijnen werden vijf medicijnen in één capsule verwerkt omdat inmiddels was aangetoond dat extra foliumzuur de kans op hart- en vaatziekten niet verlaagt. Deze eerste studie duurde relatief kort (12 weken) en omvatte 2053 personen uit India met een leeftijd tussen 45 en 80 jaar. De conclusies werden in het voorjaar van 2009 gepubliceerd in het medisch-wetenschappelijke tijdschrift The Lancet. Op basis van de gemeten verlaging van de cholesterolwaarde, de bloeddruk en de remming van de bloedplaatjes na 12 weken slikken van de Polycap® kon worden berekend dat het aantal hartaanvallen en beroerten onder ouderen flink zal verminderen en wel met 50 tot 60%. Dit veelbelovende resultaat wordt door deskundigen gezien als een opmaat voor een veel grotere studie met veel meer deelnemers en een veel langere onderzoeksperiode. Pas dan kan echt vastgesteld worden of na jarenlang gebruik van deze polypil de voorspelde daling van het aantal hartinfarcten en beroerten ook werkelijk optreedt. Inmiddels zijn we een aantal jaren en enkele belangrijke studies verder en lijkt het erop dat de hier genoemde positieve resultaten niet zo maar uit de lucht kwamen vallen. Zo werden in 2019 de resultaten beschreven in The Lancet - een van de belangrijkste medische vakbladen ter wereld - van een studie met bijna 7000 gezonde deelnemers van 50 jaar of ouder waarvan de helft gedurende 60 maanden dagelijks de polypil slikte. De andere helft van de groep kreeg een niet-farmacologische behandeling (onder meer voorlichting over een gezonde leefstijl). De polypil-slikkers bleken na vijf jaar circa 55% minder hart- en vaatziekten (angina pectoris, hartfalen, hartinfarct en beroerte) te hebben gekregen dan de niet-slikkers. Wellicht hoeven we niet heel lang meer te wachten voordat we allemaal massaal die polypil gaan slikken.

Voor alle duidelijkheid nog dit, de polypil is dus niet bedoeld om patiënten die al een hartinfarct of beroerte hebben doorgemaakt, te beschermen tegen een nieuw hartinfarct of beroerte zoals hierboven is beschreven bij de secundaire preventie. Nee, hier gaat het om mensen die nooit eerder een hart- of vaatziekte hebben gehad en misschien ook nooit zullen krijgen, gezonde mensen dus. Deze vorm van het voorkómen van ziekten wordt in de geneeskunde primaire preventie genoemd.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.thuisarts.nl (Thuisarts.nl; Nederlands Huisartsen Genootschap)
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.hersenstichting.nl (Hersenstichting)
    https://www.hartstichting.nl (Nederlandse Hartstichting)
    https://www.nhg.org (Nederlands Huisartsen Genootschap)
    https://www.farmacotherapeutischkompas.nl (Farmacotherapeutisch Kompas)
    https://www.ge-bu.nl (Geneesmiddelenbulletin)

Terug