Terug

MEDICIJNEN  op  MAAT

 HomeAlgemeenZiektenMedicijnen

KANKER

CHEMOTHERAPIE

INHOUD

 cytostatica
   ▪
bijwerkingen
     ▫
bloedcellen
     ▫
maag-darmkanaal
     ▫
haar
 
hormonen  en  antihormonen
 
immunomodulantia
 monoklonale  antistoffen
 PROTEÏNEKINASEREMMERS


Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw wordt kanker met medicijnen behandeld (chemotherapie). In principe worden hiervoor vijf typen medicijnen gebruikt:

  • cytostatica

  • hormonen en antihormonen

  • immunomodulantia

  • monoklonale antistoffen

  • proteïnekinaseremmers

Van deze middelen hebben de cytostatica (groeiremmers, ook wel oncolytica genoemd) de ingrijpendste werking op de ongecontroleerde groei van tumorcellen, maar ook op de groei van normale, gezonde cellen, waardoor dus veel bijwerkingen kunnen optreden. Tussen 1940 en 2003 zijn in Nederland ongeveer vijftig verschillende cytostatica geregistreerd. Hormonen en antihormonen hebben alleen effect op tumoren met een hormoonafhankelijke groei, zoals borstkanker, baarmoederkanker en prostaatkanker. Daarnaast zijn corticosteroïden (zie ook bijnierschorshormonen in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling') van groot belang bij de behandeling van diverse vormen van bloedkanker zoals leukemie. Immunomodulantia (middelen die de afweer beïnvloeden) zijn vooral de laatste tijd belangrijk geworden, nadat bleek dat door stimulatie van het afweersysteem tumorcellen kunnen worden herkend en vernietigd. Deze therapie is nog volop in ontwikkeling.
 

Cytostatica

Stoffen die de celdeling remmen, noemt men cytostatica. Ze zijn bedoeld om de groei van de tumorcellen tot staan te brengen, maar ook om de kans op uitzaaiingen (metastasen) te remmen. Wanneer de niet-zichtbare uitzaaiingen (micrometastasen) worden vernietigd, neemt de kans op volledige genezing toe. De vele cytostatica die worden gebruikt, hebben vaak zeer verschillende effecten op de stofwisseling van kankercellen. Meestal grijpen ze in op verschillende stadia van de (ongeremde) celdeling. Er is vastgesteld dat er grote verschillen bestaan in de gevoeligheid van bepaalde kankersoorten voor deze middelen. Zo kunnen bepaalde vormen van leukemie bij kinderen, lymfeklierkanker (ziekte van Hodgkin en non-Hodgkin), vruchtvlieskanker en zaadbalkanker zeer goed met cytostatica worden behandeld, terwijl maagkanker, melanoom (een bepaalde vorm van huidkanker), botkanker, de meeste vormen van longkanker en alvleesklierkanker nauwelijks reageren.
Op grond van het werkingsmechanisme kunnen cytostatica als volgt worden onderverdeeld.

  • Alkylerende cytostatica
    Deze stoffen hebben een grote invloed op de DNA-strengen in de celkern, waardoor het proces van de DNA-verdubbeling – een essentiële stap in de celdeling – wordt verstoord. Voorbeelden van alkylerende cytostatica zijn busulfan (merkloos, Busilvex®, Myleran®), chloorambucil (Leukeran®), cyclofosfamide (Endoxan®), dacarbazine (merkloos, Deticene®) en temozolomide (merkloos, Temodal®).

  • Antimetabolieten
    Dit zijn middelen die chemisch sterk lijken op lichaamseigen stoffen (zoals DNA-bouwstenen) die bij de stofwisseling van de cel een rol spelen. Ze worden ‘per ongeluk’ tijdens de celdeling ingebouwd, waardoor verdere celdelingen worden verstoord. Bekende antimetabolieten zijn capecitabine (merkloos, Xeloda®), cytarabine (merkloos, DepoCyte®), fluorouracil (merkloos, Efudix®), gemcitabine (merkloos), mercaptopurine (Puri-Nethol®, Xaluprine®) en methotrexaat (merkloos, Ebetrex®, Emthexate®, Injexate®, Metoject®, MTX).

  • Antimitotische cytostatica
    Deze stoffen remmen de celdeling (mitose) op een zeer speciale manier. Het gaat om zogenaamde vinca-alkaloïden, zoals vinblastine(merkloos), vincristine (merkloos) en vinorelbine (merkloos, Navelbine®), en om taxanen zoals docetaxel (merkloos, Taxotere®) en paclitaxel (merkloos, Abraxane®, Paclitaxin®).

  • Antitumorantibiotica
    Net als antibiotica die werkzaam zijn tegen infecties, worden deze stoffen door micro-organismen gemaakt. Ze beschadigen het DNA, waardoor de celdeling wordt geremd. Bleomycine (merkloos, Bleomedac®), daunorubicine (Cerubidine®), doxorubicine (merkloos), mitomycine (merkloos, Mitomycin-C®) en mitoxantron (merkloos) zijn hiervan voorbeelden.

  • Topo-isomeraseremmers
    Topo-isomerasen
    zijn enzymen die een rol spelen bij de regulatie van de ruimtelijke vorm van het DNA in de verschillende fasen van de celdeling. Worden deze enzymen geremd, dan wordt de celdeling ingrijpend beïnvloed. Voorbeelden zijn etoposide (merkloos, Eposin®, Toposin®, Vepesid®) en irinotecan (merkloos).

  • Overige cytostatica
    Tot deze groep behoren stoffen die weer heel andere werkingsmechanismen hebben en die hun cytostatische werking bepalen. Het enzym met cytostatische werking asparaginase (Erwinase®, Paronal®) is hiervan een voorbeeld, evenals de platinabevattende cytostatica als carboplatine (merkloos, Carbosin®), cisplatine (merkloos) en oxaliplatine (merkloos, Oxalisin®).

Het is gebleken is dat een combinatie van verschillende typen cytostatica vaak veel betere resultaten heeft dan het gebruik van één, maximaal gedoseerd middel. Het idee erachter is dat men middelen gebruikt die op verschillende plaatsen effect hebben op de celstofwisseling van de woekerende kankercellen, waardoor de kans dat er meer kankercellen worden vernietigd groter wordt. Dit effect geldt niet alleen voor het therapeutische resultaat, maar waarschijnlijk ook voor het optreden van de bijwerkingen. Er wordt geprobeerd cytostatica te combineren met bijwerkingen die elkaar niet ‘overlappen’. De middelen kunnen dan ook lager worden gedoseerd dan wanneer ze als enkelvoudig middel zouden worden toegepast.

overzicht  Cytostatica

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Alkylerende  cytostatica
busulfan


chloorambucil

cyclofosfamide


dacarbazine

temozolomide

merkloos, Busilvex®
Myleran®

Leukeran®

Endoxan®


merkloos, Deticene®

merkloos, Temodal®

 infusievloeistof: 6 mg/ml
 tablet: 2 mg

 tablet: 2 mg

 injectievloeistof: 750, 2000 mg
 tablet: 50 mg

 injectievloeistof: 200-1000 mg

 capsule: 5-250 mg
Antimetabolieten
capecitabine

cytarabine

fluorouracil


gemcitabine

mercaptopurine


methotrexaat

 

merkloos, Xeloda®

merkloos, DepoCyte®

merkloos, Efudix®


merkloos

Puri-Nethol®, Xaluprine®


merkloos, Ebetrex® Emthexate®, Injexate®
Metoject®
, MTX

 tablet: 150, 300 en 500 mg

 injectievloeistof: 10-100 mg/ml

 crème: 50 mg/g
 injectievloeistof: 50 mg/ml


 infusievloeistof: 200-2000 mg
 
 suspensie: 20 mg/ml
 tablet: 50 mg

 auto-injector: 7,5-30 mg
 injectievloeistof: 2,5-100 mg/ml

 tablet: 2½ en 10 mg
Antimitotische  cytostatica
Taxanen
docetaxel

paclitaxel

Vinca-alkaloïden
vinblastine

vincristine

vinorelbine
 


merkloos, Taxotere®

merkloos, Abraxane®
Paclitaxin®

merkloos

merkloos

merkloos, Navelbine®
 


 infusievloeistof: 10-40 mg/ml
 
 infusievloeistof: 6 mg/ml, 100 mg


 
 injectievloeistof: 1 mg/ml

 injectievloeistof: 1 mg/ml

 capsule: 20 en 30 mg
 infusievloeistof: 10 mg/ml
Antitumorantibiotica
bleomycine

daunorubicine

doxorubicine

mitomycine

mitoxantron

merkloos, Bleomedac®

Cerubidine®

merkloos

merkloos, Mitomycin-C®

merkloos

 injectievlst.: 15.000, 30.000 IU

 injectievloeistof: 20 mg

 injectievloeistof: 2 mg/ml

 injectievloeistof: 2 en 40 mg

 infusievloeistof: 2 mg/ml
Topo-isomeraseremmers
etoposide


irinotecan

merkloos, Eposin®
Toposin®, Vepesid®

merkloos

 capsule: 50 en 100 mg
 infusievloeistof: 20 mg/ml

 infusievloeistof: 20 mg/ml
Overige  cytostatica
asparaginase

carboplatine

cisplatine

oxaliplatine

Erwinase®, Paronal®

merkloos, Carbosin®

merkloos

merkloos, Oxalisin®

 injectievloeistof: 10.000 IE
 
 infusievloeistof: 10 mg/ml

 
infusievloeistof: 1 mg/ml

 infusievloeistof: 5 mg/ml


Bijwerkingen

Alle cytostatica veroorzaken (veel en soms heftige) bijwerkingen. Deze bijwerkingen hebben te maken met de remming van de groei van normale, gezonde (snel delende) cellen in het lichaam. De cellen en weefsels die het meest worden aangetast, zijn de beenmergcellen, het slijmvlies van het maag-darmkanaal en de haarcellen.

Bloedcellen
De aantasting van het beenmerg leidt tot een verminderde aanmaak van rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes. Een tekort aan rode bloedcellen noemt men bloedarmoede (anemie), waardoor moeheid en algehele malaise ontstaan. Een tekort aan witte bloedcellen leidt tot een grotere kans op infecties met virussen, bacteriën en schimmels (zie ook ziekteverwekkers & antibiotica in de sectie 'Infectieziekten'). Zijn er te weinig bloedplaatjes, dan is de bloedingsneiging verhoogd. Dit uit zich in blauwe plekken, tandvleesbloedingen, hevige menstruaties en huidbloedinkjes. Om de beenmergcellen zo veel mogelijk te laten herstellen, worden tussen de cytostaticakuren perioden (enkele weken tot maanden) ingelast waarin geen cytostatica worden toegediend. Om het herstel te versnellen, kan ook een stamceltransplantatie (zie de 'Inleiding' in deze sectie 'Kanker') worden uitgevoerd. Ook het dagelijks per injectie toedienen van groeifactoren voor het beenmerg komt in aanmerking, zoals darbepoëtine (Aranesp®), epoëtine (Abseamed®, Binocrit®, EPO, Eprex®, NeoRecormon®, Retacrit®), filgrastim (Accofil®, Neupogen®, Nivestim®, Tevagrastim®, Zarzio®), lipegfilgrastim (Longuex®) en pegfilgrastim (Neulasta®).

Maag-darmkanaal
Ook het slijmvlies van het maag-darmkanaal is gevoelig voor de werking van cytostatica. Het hele traject van het spijsverteringskanaal, dus van kop tot kont, kan worden aangetast. Klachten over geïrriteerd mondslijmvlies (kleine zweren), slikklachten, misselijkheid en braken en diarree komen vaak voor. Misselijkheid en braken kunnen bestreden worden met anti-emetica (zie ook 'Maagaandoeningen' in de sectie 'Spijsvertering & Lever'). Meestal gebruikt men dan een zogenaamde 5HT3-receptorantagonist zoals granisetron (merkloos, Kytril®, Sancuso®), ondansetron (merkloos, Zofran®), palonosetron (Aloxi®) in combinatie met een corticosteroïd zoals dexamethason (merkloos, Dexamethason FNA, Oradexon®). Bij zeer heftige misselijkheid en braken kan daar nog aprepitant (Emend®) of fosaprepitant (Ivemend®) aan toegevoegd worden. Bij lichtere cytostaticakuren kunnen ook zogenaamde prokinetica worden gebruikt zoals domperidon (merkloos, Motilium®) of metoclopramide (merkloos, Primperan®) worden gebruikt.

Haar
Veel cytostatica veroorzaken haaruitval, maar deze bijwerking is niet bij alle middelen even sterk. Nadat de chemotherapie is gestaakt, ziet men dat de haargroei zich na acht tot negen weken vrijwel altijd herstelt. Na drie tot zes maanden is de beharing meestal weer normaal. Een gunstige bijkomstigheid is, dat het nieuwe haar – vooral bij ouderen – wat kleur en vorm betreft er vaak jeugdiger uitziet; het is gekrulder en soms minder grijs. In een enkel geval verandert de kleur van het haar zelfs volledig.
Men heeft tot nu toe diverse methoden beproefd om kaalheid door cytostatica tegen te gaan. Het beste resultaat leverde afkoeling van de hoofdhuid op tijdens de infusie van deze middelen. De koeling vindt plaats via een met een koelmachine verbonden flexibele hoofdkap waar koelvloeistof in circuleert. De hoofdhuidkoeling wordt 30 minuten voorafgaande aan de infusie gestart en vervolgens meestal gedurende 90 minuten voortgezet. De huidige studies naar het effect van hoofdhuidkoeling laten positieve resultaten zien met een gemiddeld succesvol resultaat bij circa 50% van de patiënten.

Behalve de genoemde ‘algemene’ bijwerkingen kunnen bepaalde cytostatica hun eigen specifieke bijwerkingen hebben. Welk type bijwerking optreedt en hoeveel last men er van heeft, hangt af van het cytostaticum dat wordt gebruikt en van de sterkte van de chemotherapie. Bijwerkingen op het hart, de nieren en urinewegen, de lever, de longen, het zenuwstelsel en de vruchtbaarheid zijn zeker mogelijk. Ook is duidelijk geworden dat langdurig gebruik van vooral alkylerende cytostatica kan leiden tot het ontstaan van een tweede (secundaire) kankersoort. Meestal gebeurt dat vele jaren later en vooral wanneer de cytostatica gecombineerd werden met bestraling.

overzicht  medicatie  tegen  cytostatica-bijwerkingen

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte

schade  aan  bloedcellen 

darbepoëtine

epoëtine




filgrastim



lipegfilgrastim

pegfilgrastim

Aranesp®

Abseamed®
, Binocrit®
EPO
, Eprex®
NeoRecormon®
Retacrit®

Accofil®, Neupogen®
Nivestim®
Tevagrastim®, Zarzio®

Longuex®

Neulasta®

 injectievloeistof: 25-500 μg/ml

 injectievlst.: 2.000-50.000 IE/ml




 injectievloeistof: 300-960 μg/ml



 injectievloeistof: 10 mg/ml

 
injectievloeistof: 10 mg/ml

misselijkheid  en  braken 

Prokinetica
domperidon


metoclopramide

 

merkloos, Motilium®


merkloos, Primperan®

 

 suspensie: 1 mg/ml
 (smelt)tablet: 10 mg
 
 drank:
1 mg/ml
 injectievloeistof:
5 mg/ml
 tablet:
10 mg; zetpil: 10 mg
5HT3-receptorantagonisten
granisetron



ondansetron




palonosetron

merkloos, Kytril®
Sancuso®


merkloos, Zofran®




Aloxi®

 infusie/injectievlst.: 1 mg/ml
 
pleister mga*: 3,1 mg/24 uur
 tablet:
1 en 2 mg
 
 injectievloeistof:
2 mg/ml
 stroop:
0,8 mg/ml
 (smelt)tablet:
4 en 8 mg
 zetpil:
16 mg
 
 injectievloeistof:
50 μg/ml
Overige  middelen
aprepitant


dexamethason



fosaprepitant

Emend®


merkloos
Dexamethason FNA
 Oradexon®

Ivemend®

 capsule: 80 en 125 mg
 poeder voor suspensie: 125 mg
 
 capsule, tablet: 0,5-40 mg
 drank: 1 mg/ml
 injectievloeistof: 4, 5 en 20 mg/ml


 infusievloeistof: 1 mg/ml
mga* = met gereguleerde afgifte

Hormonen  en  antihormonen

Sommige kankersoorten zijn erg gevoelig voor hormonen of juist voor stoffen die de werking van hormonen tegengaan, de antihormonen. Dat geldt vooral voor borstkanker en prostaatkanker.

Sommige vormen van borstkanker hebben het vrouwelijke geslachtshormoon oestradiol nodig om te kunnen groeien. Daarbij moet men zich realiseren dat de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken bij de vrouw in de puberteit, zoals de borstvorming, sterk wordt beïnvloed door de vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen), waaronder oestradiol (in het onderdeel 'Geslachtshormonen' in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling'). Met de anti-oestrogenen  fulvestrant (merkloos, Faslodex®), medroxyprogesteron (merkloos, Depo-Provera®, Provera®), megestrol (merkloos) en tamoxifen (merkloos) wordt de werking van het oestradiol geblokkeerd, waardoor de tumor in omvang kan afnemen. Een andere optie bij vrouwen na de overgang (menopauze) is de behandeling met zogenoemde aromataseremmers. Dit zijn stoffen die de vorming van oestrogenen remmen, waardoor de concentraties oestrogenen nog lager worden dan ze na de overgang al zijn. Daardoor neemt de groei van oestrogeengevoelige tumorcellen af. Voorbeelden van aromataseremmers zijn anastrozol (merkloos, Arimidex®), exemestaan (merkloos, Aromasin®) en letrozol (merkloos, Femara®, Letroman®). Omdat men bij borstkanker bij voorkeur een operatie uitvoert, al dan niet in combinatie met radiotherapie, worden tamoxifen en aromataseremmers vooral gebruikt als aanvullende (adjuvante) behandeling om de groei van eventuele oestrogeengevoelige uitzaaiingen te elimineren. Daarnaast kunnen bij patiënten bij wie reeds uitzaaiingen zijn ontstaan, langdurige onderbrekingen van de kankeractiviteit (remissies) worden bereikt.

Op dezelfde wijze kan prostaatkanker bij mannen worden geremd met een anti-androgeen;  androgenen (in het onderdeel 'Geslachtshormonen' in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling') zijn stoffen met eenzelfde werking als testosteron, het mannelijke geslachtshormoon. Abirateron (Zytiga®), bicalutamide (merkloos, Biluron®, Casodex®), cyproteron (merkloos, Androcur®), enzalutami (Xtandi®), flutamide (merkloos) en nilutamide (Anandron®) zijn middelen met zo’n anti-androgene werking. Ze worden soms als alternatief voor de operatieve behandeling toegepast, maar vooral ook als er sprake is van testosterongevoelige uitzaaiingen. Eenzelfde effect kan worden bereikt met synthetische hersenhormonen die de secretie van andere hormonen vanuit het hersenaanhangsel (hypofyse) blokkeren, waardoor de vorming van testosteron in de teelballen wordt geremd. Voorbeelden van dergelijke stoffen zijn busereline (Suprefact®), degarelix (Firmagon®), gosereline (Zoladex®), leuproreline (merkloos, Eligard®, Lucrin®) en triptoreline (Decapeptyl®, Pamorelin®, Salvacyl®, Triptofem®).

De corticosteroïden (in het onderdeel 'Corticosteroïden' in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling') nemen een belangrijke plaats in bij de behandeling van de diverse vormen van leukemie (bloedkanker) en lymfeklierkanker (ziekte van Hodgkin en non-Hodgkin). Eigenlijk gaat het dan altijd om combinaties van het corticosteroïd prednison (Lodotra®) met verschillende cytostatica. De genezingspercentages zijn tamelijk hoog, vooral bij leukemie bij kinderen.

De bijwerkingen van hormonen en antihormonen lopen nogal uiteen en zijn afhankelijk van de functie van het hormonaalgevoelige systeem dat ze beïnvloeden. Ze hebben in ieder geval veel minder ernstige bijwerkingen dan cytostatica. Een behandeling met hormonen of antihormonen kan men dan ook gedurende een veel langere periode (maanden tot jaren) geven.

overzicht  Hormonen  en  antihormonen  bij  kanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Anti-oestrogenen
fulvestrant

medroxy-
    progesteron

megestrol

tamoxifen

merkloos, Faslodex®

merkloos, Depo-Provera®
Provera®

merkloos

merkloos

 injectievloeistof: 50 mg/ml

 injectievloeistof: 150 mg/ml
 tablet: 100, 200 en 250 mg

 tablet: 160 mg

 tablet: 10, 20, 30 en 40 mg
Aromataseremmers
anastrozol

exemestaan

letrozol
 

merkloos, Arimidex®

merkloos, Aromasin®

merkloos, Femara®
Letroman®

 tablet: 1 mg

 tablet: 25 mg

 tablet: 2½ mg
 
Anti-androgenen
abirateron

bicalutamide


cyproteron

enzalutamide

flutamide

nilutamide

Zytiga®

merkloos, Biluron®
Casodex®

merkloos, Androcur®

Xtandi®

merkloos

Anandron®

 tablet: 250 mg

 tablet: 50 en 150 mg


 tablet: 10 en 50 mg

 capsule: 40 mg

 tablet: 250 mg

 tablet: 150 mg
Synthetische  hersenhormonen
busereline


degarelix

gosereline

leuproreline


triptoreline
 

Suprefact®


Firmagon®

Zoladex®

merkloos, Eligard®
Lucrin®

Decapeptyl®, Pamorelin®
Salvacyl®, Triptofem®

 implantatiestift: 9,45 mg
 neusspray: 0,1 mg/dosis

 injectievloeistof: 80 en 120 mg

 implantatiestift: 3,6 en 10,8 mg

 implantaat: 3,6 en 5 mg
 injectievloeistof: 3,75-45 mg

 injectievloeistof: 0,1-22,5 mg/ml
 

Immunomodulantia  en  MONOKLONALE  ANTISTOFFEN

Deze stoffen beïnvloeden (moduleren: stimuleren of onderdrukken) de functie van het afweersysteem. Ze behoren tot de zogenaamde 'biologicals' waarmee een gevarieerde groep van geneesmiddelen wordt bedoeld die met geavanceerde technieken (o.a. recombinant-DNA-technologie) bereid worden uit natuurlijke eiwitten (of fragmenten daarvan) zoals antistoffen (antilichamen) en cytokines, stoffen die een belangrijke rol spelen bij de immunologische afweer. Ze worden vooral toegepast bij sommige autoimmuunziekten (o.a. reumatoïde artritis, psoriasis, multiple sclerose), chronische darmontstekingen (ziekte van Crohn) en kanker.

Interferon-alfa (Roferon A®, Intron A®) is van oorsprong een lichaamseigen stof die niet alleen gezonde cellen beschermt tegen de schadelijke effecten van virusdeeltjes, maar via het afweersysteem ook de celdeling onderdrukt. Bij kanker wordt het momenteel nog slechts op bescheiden schaal toegepast. Patiënten met de ziekte van Kahler, een soort beenmergkanker, krijgen het wel eens voorgeschreven. Bij chronische hepatitis B en C is het in veel gevallen een eerste keuze middel. Aldesleukine (Proleukin®) is een interleukine-2, een lichaamseigen groeifactor voor bepaalde witte bloedcellen (T-lymfocyten), terwijl het ook andere cellen van het afweersysteem activeert. Door deze stimulatie van het afweersysteem worden kankercellen vernietigd. Aldesleukine wordt momenteel alleen gebruikt bij de behandeling van uitgezaaide nierkanker. Mogelijk heeft het ook (enig) effect op het melanoom (een bepaald type huidkanker). Lenalidomide (Revlimid®) en pomalidomide (Imnovid®) worden gebruikt bij de ziekte van Kahler (multipel myeloom) doordat ze de vermeerdering van de voorlopers van maligne bloedcellen in het beenmerg remmen.

BCG (merkloos, Oncotice®) is oorspronkelijk een vaccin tegen tuberculose (in het onderdeel 'Luchtweginfecties' in de sectie 'Luchtwegen & Ademhaling'). Doordat het een stimulerende werking op het afweersysteem heeft, kan het worden toegepast bij blaaskanker. Het middel wordt dan via een katheter in de blaas gebracht. Iets dergelijks geldt voor het eiwit immunocyanine (Immucothel®), een stabiele modificatie van de bloedkleurstof hemocyanine van een zeeslak.

Een andere aanpak wordt gevormd door het gebruik van zogenaamde monoklonale antistoffen (ook wel monoklonale antilichamen genoemd). Dit zijn eiwitachtige stoffen die gemaakt worden door een kloon afkomstig van één enkele B-lymfocyt (=antistofproducerende witte bloedcel). Monoklonale antistoffen activeren het immuunsysteem niet, maar vallen de kankercellen rechtstreeks aan. De antistoffen herkennen kankercellen (of andere afwijkende cellen in het lichaam), hechten zich eraan en vernietigen ze. In combinatie met bepaalde cytostatica is de monoklonale antistof bevacizumab (Avastin®) geregistreerd voor borstkanker, darmkanker, longkanker en nierkanker, terwijl cetuximab (Erbitux®) geregistreerd is voor de behandeling van kanker van het hoofd/halsgebied en voor uitgezaaide vormen van darmkanker. Brentuximab (Adcetris®) is geregistreerd voor de behandeling van terugkerend lymfeklierkanker (Hodgkin lymfoom), terwijl ipilimumab (Yervoy®), nivolumab (Opdivo®) en pembrolizumab (Keytruda®) voor het uitgezaaide melanoom zijn geregistreerd. Deze laatst genoemde middelen worden ook wel checkpointremmers genoemd omdat ze in staat zijn zich te binden aan de afweercelllen van het immuunsysteem van de patiënt. Vervolgens zorgen ze ervoor dat de natuurlijke rem van deze cellen wordt 'ontgrendeld' zodat deze de tumorcellen kunnen opruimen. Kankeronderzoekers en oncologen denken dat checkpointremmers de kankergeneesmiddelen van de toekomst zullen worden. Nivolumab wordt ook bij het uitgezaaide, niet-kleincellige longcarcinoom toegepast en bij gevorderd niercelcarcinoom. Rituximab (MabThera®) wordt toegepast bij lymfeklierkanker (non-Hodgkin lymfoom), chronische leukemie en reumatoïde artritis. Trastuzumab (Herceptin®) is eveneens een monoklonale antistof met een effect op een bepaalde receptor (de zogenoemde HER-2-receptor) aan het celoppervlak van borstkankercellen. Wordt de activiteit van deze receptoren geremd, dan zal ook de ongeremde celgroei afnemen. Trastuzumab wordt alleen gebruikt bij vrouwen met uitgezaaide borstkanker, die al enige cytostaticakuren hebben ondergaan en bij wie een overmaat aan HER-2-receptoren aantoonbaar is. Trastuzumab kan dan als enkelvoudig middel rechtstreeks in de bloedbaan (intraveneus) worden toegediend via een infuusvloeistof. Soms wordt het ook gecombineerd met chemotherapie, meestal met een taxaan (zie ook cytostatica hierboven). In combinatie met pertuzumab (Perjeta®) of atezolizumab (Tecentriq®) - eveneens monoklonale antistoffen - wordt de behandeling van deze vorm van borstkanker nog effectiever.

overzicht  immunomodulantia  en  monoklonale  antistoffen

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Immunomodulantia
aldesleukine

BCG-vaccin


immunocyanine


interferon-alfa

lenalidomide

pomalidomide

Proleukin®

merkloos, Oncotice®

Immucothel®


Roferon A®, Intron A®

Revlimid®

Imnovid®

 injectievloeistof: 22.106 IE

 instillatievloeistof

 injectievloeistof: 1 mg
 instillatievloeistof: 10 mg
 
 injectievlst.: 6-50 milj. IE/ml

 capsule: 2,5-25 mg

 capsule: 1, 2, 3 en 4 mg
Monoklonale  antistoffen  en  Checkpointremmers*
atezolizumab*

bevacizumab

brentuximab

cetuximab

ipilimumab*

nivolumab*

pembrolizumab*

pertuzumab

rituximab


trastuzumab
 

Tecentriq®

Avastin®

Adcetris®

Erbitux®

Yervoy®

Opdivo®

Keytruda®

Perjeta®

MabThera®


Herceptin®
 

 infusievloeistof: 60 mg/ml

 infusievloeistof: 25 mg/ml

 infusievloeistof: 50 mg

 infusievloeistof: 5 mg/ml

 
infusievloeistof: 5 mg/ml

 infusievloeistof: 10 mg/ml

 infusievloeistof: 50 mg


 infusievloeistof: 30 mg/ml

 infusievloeistof: 10 mg/ml
 
injectievloeistof: 120 mg/ml

 infusievloeistof: 150 mg
 
injectievloeistof: 120 mg/ml


De genoemde medicaties zijn voor een deel nog experimenteel. De werking van deze en nog nieuwere immunomodulantia en biologicals wordt nog volop bestudeerd. Zo is bijvoorbeeld gebleken dat een vaccin tegen het papillomavirus, dat een rol speelt bij het ontstaan van baarmoederhalskanker, effectief is deze vorm van kanker te voorkomen.
 

PROTEÏNEKINASEREMMERS

Deze nieuwe groep van kankermedicijnen dankt zijn naam aan de remmende werking op de activiteit van zogenaamde proteïnekinasen. Dit zijn in celmembranen aanwezige enzymcomplexen die hoogenergetische fosfaatgroepen overdragen van de ene groep stoffen in de cel naar een andere groep; dit proces wordt fosforylering genoemd. De vele soorten proteïnekinasen die het lichaam kent, zijn betrokken bij tal van processen die bepalend zijn voor het bestaan, de deling, de groei, de verspreiding en de overleving van lichaamscellen. Bij kanker zijn door een genetische verandering de bij deze processen betrokken fosforyleringsreacties vaak uit zichzelf actief geworden en verlopen niet meer op een gecontroleerde en gecoördineerde wijze. Een belangrijk regulerend proces zoals celdood wordt hierbij onderdrukt.

De werkzaamheid van proteïnekinaseremmers berust op het vermogen de ongecontroleerde activiteit van een bij een bepaalde kankersoort betrokken proteïnekinase te kunnen blokkeren. Sinds de introductie van imatinib (Glivec®) in 2001 is het aantal snel toegenomen. Begin 2015 zijn er in Nederland al 23 verschillende middelen geregistreerd, elk met een min of meer eigen indicatie. Door de toepassing van deze middelen is de prognose van patiënten met chronische myeloïde leukemie (CML), huidkanker, niercelkanker, darmkanker, longkanker, schildklierkanker en borstkanker verbeterd.

Door hun remmende werking op door groeifactoren geactiveerde processen komen bijwerkingen op de huid (in het bijzonder een acne-achtige huiduitslag en roodheid), de nagels en de slijmvliezen veel voor. Ook wordt de haargroei vaak aangetast waardoor uitval of juist abnormale groei optreedt. Vrijwel alle proteïnekinaseremmers veroorzaken bijwerkingen op bloedcellen: een verminderde aanmaak van rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes. In vergelijking met de klassieke cytostatica zijn deze echter vaak minder ernstig. Ook andere bijwerkingen zijn mogelijk: diarree, misselijkheid, braken, oedeemvorming, zwakte, lusteloosheid en vermoeidheid. Ook deze bijwerkingen zijn doorgaans minder ernstig dan die van de klassieke cytostatica (zie hierboven).

OVERZICHT  PROTEÏNEKINASEREMMERS

STOFNAAM

MERKNAAM

 TOEDIENINGSVORM: STERKTE

abemaciclib

afatinib

axitinib

bosutinib

cabozantinib

crizotinib

dabrafenib

dasatinib

erlotinib

everolimus


gefitinib

ibrutinib

idelalisib

imatinib

lapatinib

nilotinib

osimertinib

palbociclib

pazopanib

ponatinib

regorafenib

ribociclib

ruxolitinib

sorafenib

sunitinib

temsirolimus

trametinib

vandetanib

vemurafenib

Verzenios®

Giotrif®

Inlyta®

Bosulif®

Cometriq®

Xalkori®

Tafinlar®

Sprycel®

Tarceva®

Afinitor®, Votubia®


Iressa®

Imbruvica

Zydelig®

Glivec®

Tyverb®

Tasigna®

Tagrisso®

Ibrance®

Votrient®

Iclusig®

Stivarga®

Kisqali®

Jakavi®

Nexavar®

Sutent®

Torisel®

Mekinist®

Caprelsa®

Zelboraf®

 tablet: 50, 100 en 150 mg

 tablet: 20, 30, 40 en 50 mg

 
tablet: 1, 3, 5 en 7 mg

 tablet: 100 en 500 mg

 capsule: 20 en 80 mg

 capsule: 200 en 250 mg

 capsule: 50 en 75 mg

 tablet: 20, 50, 70 en 100 mg

 tablet: 25, 100 en 150 mg

 tablet: 2½, 5 en 10 mg
 suspensie (als tablet): 5 mg

 tablet: 250 mg

 capsule: 140 mg

 tablet: 100 en 150 mg

 capsule/tablet: 100 en 400 mg

 tablet: 250 mg

 capsule: 150 en 200 mg

 tablet: 40 en 80 mg

 capsule: 75, 100 en 125 mg

 tablet: 200 en 400 mg

 tablet: 15 en 45 mg

 tablet: 40 mg

 tablet: 200 mg

 tablet: 5, 15 en 20 mg

 tablet: 200 mg

 tablet: 12½, 25 en 50 mg

 infusievloeistof: 25 mg/ml

 tablet: 0,5 en 2 mg

 tablet: 100 en 300 mg

 tablet: 240 mg

 

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
  
 https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
   
http://www.farmacotherapeutischkompas.nl (Farmacotherapeutisch Kompas)

Terug