Terug

MEDICIJNEN  op  MAAT

 HomeAlgemeenZiektenMedicijnen

KANKER

KANKER in VOGELVLUCHT

INHOUD

 BORSTKANKER
  ▪ behandeling
     cytostatica
     antihormonen
     monoklonale antistoffen
 
Longkanker
  
behandeling
     chemotherapie
 
Dikkedarmkanker
  ▪ behandeling
     chemotherapie
    ▫ aspirine
 
Prostaatkanker
 
behandeling
    antihormonen
    cytostatica
 
Huidkanker
 
behandeling
 
Lymfeklierkanker
 
behandeling
 
Blaaskanker
  
behandeling
 
Maagkanker
  
behandeling
 
Nierkanker
  
behandeling
 
Leukemie
  behandeling
      chemotherapie
      monoklonale antistoffen

    proteïnekinaseremmers
    venetoclax


Hieronder worden de tien meest voorkomende vormen van kanker met hun behandelingen en hun vooruitzichten kort besproken.

 

Borstkanker

Per jaar wordt bij ruim 12.000 vrouwen borstkanker (mammacarcinoom) vastgesteld. In ons land heeft een vrouw een kans  van een op acht om ooit in haar hele leven borstkanker te krijgen. Daarmee is het de meest voorkomende vorm van kanker. Jaarlijks overlijden ongeveer 3200 vrouwen eraan. Hoewel borstkanker op alle leeftijden kan voorkomen, is 75% van de vrouwen bij wie borstkanker wordt ontdekt, is 50 jaar of ouder.

In 90 procent van de gevallen beginnen de kankercellen te groeien in het melkklierweefsel van de borst. Na verloop van tijd kunnen de kwaadaardige cellen doorgroeien in het weefsel dat de melkkliertjes omringt. Als ze losraken, kunnen uitzaaiingen ontstaan in de lymfeklieren van de oksel. In een latere fase kunnen ook in andere weefsels en organen uitzaaiingen voorkomen, zoals longen, botten, hersenen, lever en huid.

Een duidelijke oorzaak voor het ontstaan van borstkanker is niet gevonden. Wel is duidelijk dat vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen) een rol spelen. In 5 tot 10 procent van de gevallen is er een erfelijke aanleg. Meestal komt de ziekte dan op wat jongere leeftijd voor en vaker in beide borsten.

Omdat de tumorcellen vrij langzaam groeien, heeft de vrouw in het begin weinig klachten. Als er een knobbeltje voelbaar wordt, gaan de meeste vrouwen naar de huisarts, die na onderzoek een röntgenfoto (mammografie) en eventueel een echogram zal laten maken. Een derde onderzoek is een punctie: daarbij kunnen afwijkende cellen uit de tumor worden aangetoond. De laatste jaren wordt soms ook gebruik gemaakt van MRI ('Magnetic Resonance Imaging': een onderzoek dat gebruik maakt van een magneetveld in combinatie met magneetgolven en een computer). Het is dan mogelijk om de precieze uitbreiding van de tumor in de borst vast te stellen.

Behandeling

De primaire en beste behandeling is een borstamputatie of een borstsparende operatie. Ongeveer 60 procent van de vrouwen kiest voor dit laatste. Bij beide behandelingen worden ook de lymfeklieren in de oksel operatief verwijderd als de ‘schildwachtklier’ tumorcellen bevat (zie figuur). Afhankelijk van het stadium van de ziekte en de eventuele aanwezigheid van uitzaaiingen wordt de patiënt aanvullend behandeld, bijvoorbeeld met bestraling, cytostaticaantihormonen, proteïnekinaseremmers en/of monoklonale antistoffen (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). De bestralingsbehandeling bestaat meestal uit ongeveer 25 tot 35 bestralingen, die elke (werk)dag worden gegeven gedurende 5 tot 7 weken.

Cytostatica
Een cytostaticumkuur bestaat doorgaans uit de intraveneuze (via een ader) toediening van een combinatie van cytostatica, meestal eens per twee of drie weken, en die zes tot acht keer wordt herhaald. Het gaat dan vaak om een combinatie van cyclofosfamide (Endoxan®), methotrexaat (merkloos, Ebetrex®, Emthexate®, Injexate®, Metoject®, MTX) en fluorouracil (merkloos), de zogenoemde CMF-kuur, of een combinatie van fluoruracil, doxorubicine en cyclofosfamide, de zogenoemde FAC-kuur.

Antihormonen
Vooral bij de wat oudere patiënten (in de overgang en daarna) vormt hormonale therapie een alternatief voor chemotherapie met cytostatica (die veel meer bijwerkingen hebben). Met de (anti)hormonen (in feite zijn het anti-oestrogenen) fulvestrant (merkloos, Faslodex®) en tamoxifen (merkloos) wordt de werking van oestrogenen (de belangrijkste vrouwelijke geslachtshormonen) geblokkeerd, waardoor de tumor in omvang kan afnemen. Tamoxifen dient elke dag oraal (dus via de mond) te worden ingenomen doorgaans gedurende twee tot vijf jaar; fulvestrant wordt eenmaal per maand toegediend via een injectie in de bilspier. Andere anti-oestrogenen die bij uitgezaaide borstkanker worden gebruikt, zijn medroxyprogesteron (merkloos, Depo-Provera®, Provera®) en megestrol (merkloos).
Een andere optie is de behandeling met zogenaamde aromataseremmers.  Dit zijn stoffen die de vorming van oestrogenen remmen, waardoor de concentraties oestrogenen nog lager worden dan ze na de overgang al zijn. Daardoor neemt de groei van oestrogeengevoelige tumorcellen af. Voorbeelden van aromataseremmers zijn anastrozol (merkloos, Arimidex®), exemestaan (merkloos, Aromasin®) en letrozol (merkloos, Femara®, Letroman®). Bij vrouwen ná de overgang heeft een aromataseremmer een lichte voorkeur boven tamoxifen vanwege de wat grotere effectiviteit. De bijwerkingen van deze beide typen antihormonen ontlopen elkaar weinig. Verschijnselen die voortkomen uit een oestrogeentekort zoals opvliegers, overmatig transpireren, hebben doorgaans de overhand. Omdat men bij borstkanker bij voorkeur een operatie uitvoert, al dan niet in combinatie met radiotherapie, worden tamoxifen en aromataseremmers vooral gebruikt als aanvullende (adjuvante) behandeling om de groei van eventuele oestrogeengevoelige uitzaaiingen te elimineren. Daarnaast kunnen bij patiënten bij wie reeds uitzaaiingen zijn ontstaan, langdurige onderbrekingen van de kankeractiviteit (remissies) met deze middelen worden bereikt.
Vaak wordt exemestaan (Aromasin®) gecombineerd met de proteïnekinaseremmers everolimus (Afinitor®, Votubia®) of lapatinib (Tyverb®), zie ook proteïnekinaseremmers (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). Met deze combinatie is er nu een effectievere behandeling beschikbaar gekomen voor vrouwen met hormoongevoelige borstkanker (die de menopauze achter de rug hebben) met uitzaaiingen. De nieuwere proteïnekinaseremmers zijn abemaciclib (Verzenios®), palbociclib (Ibrance®) en ribociclib (Kisqali®).

Een nieuwe ontwikkeling is wellicht om met antihormonen het risico op borstkanker bij nog gezonde vrouwen met een verhoogd borstkankerrisico te verlagen. Met gebruik van tamoxifen gedurende 5 jaar bleek het risico te kunnen worden gehalveerd. Aromataseremmers  bleken nog effectiever en veiliger in het voorkómen van borstkanker: gebruik van exemestaan (Aromasin®) gedurende 3 jaar reduceerde het risico met 65%. Het ging hier overigens om onderzoek bij vrouwen die hun overgang (menopauze) reeds achter de rug hadden.

Monoklonale  antistoffen
Vrouwen met geconstateerde uitzaaiingen die hormoongevoelig zijn, komen soms in aanmerking behandeld te worden met een monoklonale antistof (soms ook wel checkpointremmers genoemd), zoals atezolizumab (Tecentriq®), trastuzumab (Herceptin®) en pertuzumab (Perjeta®) (zie ook monoklonale antistoffen in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'), al dan niet in combinatie met een cytostaticum van het type taxaan (zie ook cytostatica in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). De toediening vindt plaats via een intraveneus infuus, doorgaans eens per drie weken gedurende een jaar. Indien de uitzaaiingen hormoonongevoelig zijn, komt een andere monoklonale antistof in aanmerking, namelijk bevacizumab (Avastin®).

overzicht  medicatie  bij  borstkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
CMF-kuur
cyclofosfamide


methotrexaat



fluorouracil

FAC-kuur
fluorouracil

doxorubicine

cyclofosfamide
 


Endoxan®


merkloos, Ebetrex® Emthexate®, Injexate®
Metoject®
, MTX

merkloos


merkloos

merkloos

Endoxan®
 

 
 
injectievlst.: 750-2000 mg
 tablet: 50 mg


 
injectievlst.: 2,5-100 mg/ml
 tablet: 2½ en 10 mg


 
 
injectievloeistof: 50 mg/ml


 
injectievloeistof: 50 mg/ml

 
injectievloeistof: 2 mg/ml

 
injectievloeistof: 750-2000 mg
 tablet: 50 mg
Anti-oestrogenen
fulvestrant

medroxy-
      progesteron

megestrol

tamoxifen

merkloos, Faslodex®

merkloos, Depo-Provera®
Provera®

merkloos

merkloos

 injectievloeistof: 50 mg/ml

 
injectievloeistof: 150 mg/ml
 tablet: 100, 200 en 250 mg


 
tablet: 160 mg

 
tablet: 10, 20, 30 en 40 mg
Aromataseremmers
anastrozol

exemestaan

letrozol
 

merkloos, Arimidex®

merkloos, Aromasin®

merkloos, Femara®
Letroman®

 tablet: 1 mg

 tablet: 25 mg

 tablet: 2½ mg
 
Monoklonale  antistoffen
atezolizumab

bevacizumab

pertuzumab

trastuzumab
 

Tecentriq®

Avastin®

Perjeta®

Herceptin®
 

 infusievloeistof: 60 mg/ml

 infusievloeistof: 25 mg/ml

 infusievloeistof: 30 mg/ml

 
infusievloeistof: 150 mg
 
injectievloeistof: 120 mg/ml

Proteïnekinaseremmers
abemaciclib

everolimus


lapatinib

palbociclib

ribociclib

Verzenios®

Afinitor®, Votubia®


Tyverb®

Ibrance®

Kisqali®

 tablet: 50, 100 en 150 mg

 tablet: 2½, 5 en 10 mg
 suspensie (als tablet): 5 mg

 tablet: 250 mg

 capsule: 75, 100 en 125 mg

 tablet: 200 mg


Dankzij de vroege opsporing en de huidige effectieve behandeling is 96% van de vrouwen met borstkanker na vijf jaar nog in leven en bij tumoren < 1 cm zelfs 100%.  Als borstkanker zich heeft uitgezaaid naar andere weefsels en organen, is er geen genezing mogelijk. Het overlevingspercentage na vijf jaar is dan aanzienlijk lager.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.diliguide.nl (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Longkanker

Jaarlijks worden bijna 9000 nieuwe gevallen van longkanker vastgesteld. Met circa 6500 nieuwe gevallen is het bij mannen na prostaatkanker de meest voorkomende vorm van kanker. Bij vrouwen staat longkanker op de derde plaats. Terwijl bij mannen momenteel een duidelijk dalende tendens te zien is, komt longkanker in toenemende mate bij vrouwen voor. Dat heeft alles te maken met het feit dat vrouwen later (vanaf de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw) dan mannen op grote schaal zijn gaan roken. Van alle mensen met longkanker heeft 90 procent stevig gerookt. Andere oorzaken zijn blootstelling aan bepaalde stoffen zoals asbest, arseen-, nikkel- en chroomverbindingen en radioactieve stoffen, maar deze oorzaken vallen in het niet bij roken. Mensen met astma of COPD (in de sectie 'Luchtwegen & Ademhaling') hebben een iets grotere kans dat zij longkanker krijgen.

De klachten beginnen vaak met moeheid en gewichtsverlies. Opvallend is dat men anders gaat hoesten, meestal wordt het rokershoestje hardnekkiger en heviger. Soms wordt dan ook wat bloed opgegeven met het opgehoeste slijm. Andere klachten zijn kortademigheid, heesheid, een fluitend geluid bij de ademhaling en pijn in de borststreek.

Het lichamelijk onderzoek door de huisarts zal gevolgd worden door een röntgenfoto van de longen, een CT-scan van de longen en bronchoscopie, waarbij de luchtwegen van binnenuit worden bekeken. Soms wordt dan ook een stukje weefsel weggenomen voor nader onderzoek.

Er zijn verschillende typen longkanker. Meer dan 90 procent ontstaat in de grotere luchtpijpen (bronchiën); dergelijke gezwellen worden dan ook bronchuscarcinomen genoemd. De twee belangrijkste vormen zijn het kleincellig bronchuscarcinoom en het niet-kleincellig bronchuscarcinoom, waaronder het grootcellig carcinoom. De behandeling en de vooruitzichten van deze vormen zijn nogal verschillend. De niet-kleincellige vorm komt bijna drie keer zo vaak voor als de kleincellige vorm. Uitzaaiingen in de lever, hersenen, bijnieren en botten komen regelmatig voor, vooral bij het kleincellig bronchuscarcinoom.

Behandeling

Een operatie is alleen mogelijk bij het niet-kleincellige bronchuscarcinoom, en dan alleen als de tumor nog een beperkte omvang heeft en er geen uitzaaiingen zijn. Dan is er een reële kans op genezing. Als een operatie niet mogelijk is, komt bestraling in aanmerking. De behandeling is er dan alleen nog op gericht de tumorgroei af te remmen.

Chemotherapie
Patiënten met een kleincellig bronchuscarcinoom krijgen meestal meteen een chemokuur met cytostatica, zie ook cytostatica (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). De kanker kan vaak een tijdlang effectief worden onderdrukt met combinaties waarin cisplatine (merkloos), cyclofosfamide (Endoxan®), doxorubicine (merkloos), vincristine (merkloos), methotrexaat (merkloos, Ebetrex®, Emthexate®, Injexate®, Metoject®, MTX) en etoposide (merkloos, Eposin®, Toposin®, Vepesid®) zijn verwerkt. Soms wordt de chemokuur ook gecombineerd met bestraling, meestal om bepaalde klachten te bestrijden. De standaardbehandeling van niet-kleincellig bronchuscarcinoom is cisplatine in combinatie met gemcitabine (merkloos), docetaxel (merkloos, Taxotere®) of vinorelbine (merkloos, Navelbine®). Ook een behandeling worden met de monoklonale antistof bevacizumab (Avastin®) in combinatie met een platina-bevattend cytostaticum wordt tegenwoordig overwogen, zie ook cytostatica en monoklonale antistoffen (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). In 2015 werd de monoklonale antistof nivolumab (Opdivo®) in Nederland geïntroduceerd bij de behandeling van uitgezaaid niet-kleincellig longcarcinoom. Met deze optie leven patiënten significant vele maanden langer, genezing is echter niet mogelijk. Daar hangt wel een stevig prijskaartje aan: € 150.000,- per jaar per patiënt! Reden voor de minister van Volksgezondheid eens een stevig gesprek te hebben met de producent over of met een dergelijke prijs het middel nog wel in aanmerking kan komen om vergoed te worden.
Een nieuwe ontwikkeling vormt de toepassing van zgn. proteïnekinaseremmers bij de chemotherapie van longkanker. Proteïnekinasen zijn enzymen die betrokken zijn bij tal van processen als deling en groei. Remming van deze enzymen bij ongecontroleerde groei zoals bij kanker kan leiden tot vermindering van de tumorgroei, zie ook proteïnekinaseremmers in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'. De in 2014 verschenen afatinib (Giotrif®), crizotinib (Xalkori®), erlotinib (Tarceva®) en gefitinib (Iressa®) zijn geregistreerd als monotherapie bij lokaal gevorderd of uitgezaaid niet-kleincellig longcarcinoom. Wanneer resistentie tegen deze middelen optreedt, is er sinds 2016 osimertinib (Tagrisso®), eveneens een proteïnekinaseremmer.

overzicht  medicatie  bij  longkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
cisplatine

cyclofosfamide



docetaxel

doxorubicine

etoposide


gemcitabine

methotrexaat



vincristine

vinorelbine
 

merkloos

Endoxan®


merkloos, Taxotere®

merkloos

merkloos, Eposin®
Toposin®, Vepesid®

merkloos

merkloos, Ebetrex® Emthexate®, Injexate®
Metoject®
, MTX

merkloos

merkloos
, Navelbine®
 

 infusievloeistof: 1 mg/ml

 
injectievloeistof: 750 en 2000 mg
 tablet: 50 mg


 infusievloeistof: 10-40 mg/ml

 
injectievloeistof: 2 mg/ml

 
capsule: 50 en 100 mg
 infusievloeistof: 20 mg/ml


 infusievloeistof: 200-2000 mg

 
injectievloeistof: 2,5-100 mg/ml
 tablet: 2½ en 10 mg


 
 injectievloeistof: 1 mg/ml

 capsule: 20 en 30 mg
 infusievloeistof: 10 mg/m
Monoklonale  antistoffen
bevacizumab

nivolumab

Avastin®

Opdivo®

 infusievloeistof: 25 mg/ml

 infusievloeistof: 10 mg/ml
Proteïnekinaseremmers
afatinib

crizotinib

erlotinib

gefitinib

osimertinib

Giotrif®

Xalkori®

Tarceva®

Iressa®

Tagrisso

 tablet: 20, 30, 40 en 50 mg

 capsule: 200 en 250 mg

 tablet: 25, 100 en 150 mg

 
tablet: 250 mg

 tablet: 40 en 80 mg


De vooruitzichten van longkanker zijn tamelijk slecht. Het percentage patiënten dat na vijf jaar nog in leven is, is laag (18 procent). Als iemand na vijf jaar nog leeft, is de kans op langdurige overleving groot. Alleen als een niet-kleincellig bronchuscarcinoom in een vroeg stadium wordt gediagnosticeerd, is er een kans op genezing.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.diliguide.nl (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Dikkedarmkanker

Jaarlijks krijgen ongeveer 5700 mannen en 5100 vrouwen te horen dat ze dikkedarmkanker hebben. Vanaf 1990 is het aantal nieuwe gevallen ongeveer gelijk gebleven, evenals het aantal sterfgevallen als gevolg van deze ziekte. Meestal ontstaat dikkedarmkanker na het veertigste levensjaar.

In veel gevallen ontstaat dikkedarmkanker uit darmpoliepen. Dit zijn goedaardige, al dan niet gesteelde gezwellen in de darmwand. Doorgaans ontstaan ze in het onderste deel van de dikke darm (endeldarm). Waarom poliepen bij sommige mensen ontaarden in kanker is niet bekend. Mensen met een chronische ontsteking van de darmen, zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (zie ook chronische darmontstekingen in het onderdeel 'Darmaandoeningen' in de sectie 'Spijsvertering & Lever') hebben een grotere kans dat zij dikkedarmkanker krijgen. Erfelijkheid speelt bij naar schatting 5 procent van de gevallen van dikkedarmkanker een rol. Overgewicht, alcoholgebruik en weinig bewegen zijn factoren die het risico op dikkedarmkanker verhogen.

De eerste klachten hebben dikwijls te maken met de stoelgang: afwisselend verstopping en diarree, al dan niet met bloedverlies. Bloedarmoede met klachten over moeheid en duizeligheid is ook vaak de eerste klacht. Toch wordt dikkedarmkanker regelmatig (te) laat ontdekt, omdat de kanker al enige tijd aanwezig is zonder klachten te veroorzaken. Als het kankergezwel dan op zeker moment wordt ontdekt, kunnen er al uitzaaiingen naar de lymfeklieren en naar de lever zijn ontstaan.

Om een definitieve diagnose te kunnen stellen zullen altijd een lichamelijk onderzoek, onderzoek van ontlasting en bloed, röntgenonderzoek (met een contrastvloeistof in het darmkanaal), inwendig kijkonderzoek (endoscopie) en weefselonderzoek (biopsie) worden uitgevoerd.

Behandeling

De meeste patiënten met dikkedarmkanker zullen worden geopereerd om het aangetaste deel van de darm en de bijbehorende lymfeklieren te verwijderen. Afhankelijk van de plaats in het darmtraject waar wordt geopereerd, wordt er een tijdelijke of een permanente kunstmatige uitgang (stoma) gemaakt. Bij een kwart van de patiënten is zo’n stoma permanent. Bestraling wordt alleen uitgevoerd bij kanker in de endeldarm (laatste gedeelte van de dikke darm) tot 30 cm vanaf de anus (rectum). Afhankelijk van de grootte van de tumor wordt de patiënt kortdurend (één week) of langdurend (vijf tot zes weken) bestraald.

Chemotherapie
Chemotherapie komt eigenlijk alleen in aanmerking bij aangetoonde uitzaaiingen in de lymfeklieren en in de lever. Vaak wordt dan het cytostaticum fluorouracil (merkloos) gegeven, in combinatie met folinezuur (merkloos, Leucovorine®, Rescuvolin®, Vorina®); dit is geen cytostaticum maar een stof die nauw verwant is aan vitamine B11 (= foliumzuur) en de cytostatische werking van fluorouracil blijkt te versterken. Ook wordt nogal eens het platinabevattende cytostaticum oxaliplatine (merkloos, Oxalisin®) toegepast al dan niet in combinatie met capecitabine (merkloos, Xeloda®), zie ook cytostatica (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). Nieuwere middelen als de monoklonale antistoffen zoals aflibercept (Zaltrap®), bevacizumab (Avastin®) en cetuximab (Erbitux®) komen dan eveneens in aanmerking, zie ook monoklonale antistoffen (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). Sinds 2014 is de proteïnekinaseremmer regorafenib (Stivarga®) geregistreerd voor de behandeling van uitgezaaide dikkedarmkanker, zie ook proteïnekinaseremmers (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker').

ASPIRINE
Een dagelijks poedertje of tabletje aspirine zou weleens kunnen helpen bij het voorkómen van darmkanker. Ooit ontwikkeld als pijnstiller wordt aspirine - in een lage dosering - tegenwoordig vooral gebruikt om mensen te beschermen tegen het optreden van herseninfarcten en hartproblemen. Bij toeval ontdekte men een aantal jaren geleden dat patiënten die aspirine slikten vanwege deze hart- en vaatziekten niet alleen een kleinere kans hadden op het krijgen van dikkedarmkanker maar ook een kleinere kans om aan deze ziekte te overlijden. Deze verrassende vondst was aanleiding om nader onderzoek te verrichten. Daaruit bleek dat als men jarenlang laaggedoseerd (80 - 100 mg) aspirine had geslikt, er 20 - 24% minder risico op darmkanker is te verwachten. Nog indrukwekkender waren de resultaten van een grootschalig onderzoek uitgevoerd in het Leids Universitair Medisch Centrum, waarbij ongeveer 14.000 patiënten waren betrokken. In deze studie bleek dat patiënten die na de diagnose dikkedarmkanker of een andere vorm van kanker in het spijsverteringskanaal, aspirine slikten gemiddeld een betere overleving hadden. De kans dat ze vijf jaar na de diagnose nog leefden was voor hen dubbel zo groot als voor patiënten die geen aspirine gebruikten. De onderzoekers denken dat aspirine een gunstig effect heeft doordat het de klontering van bloedplaatjes remt. Bloedplaatjes zijn betrokken bij de stolling en losse tumorcellen verschansen zich vaak in een klein stolsel om aan het afweersysteem te ontsnappen. Aspirine blokkeert dat. De tumorcellen blijven toegankelijk voor afweercellen waardoor het uitzaaien van kanker wordt voorkomen. Toegepast als bloedplaatjesremmer (dus in een lage dosis) is aspirine verkrijgbaar als het merkloze acetylsalicylzuur en onder de merknamen Acetylsalicylzuur Cardio® en Aspirine Protect®. Het even werkzame carbasalaatcalcium is het calciumzout van acetylsalicylzyuur en is onder de merknamen Ascal Cardio® en Carbasalaatcalcium Cardio® verkrijgbaar. Bij de hier gebruikte lage doseringen van aspirine is de kans op bijwerkingen zoals maagklachten of zelfs maagdarmbloedingen - die bij de hogere, pijnstillende doseringen kunnen optreden - klein. Overgevoeligheidsverschijnselen bij met name astmapatiënten in de vorm van huiduitslag, hooikoorts of benauwdheid kunnen wel degelijk optreden!

overzicht  medicatie  bij  dikkedarmkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
capecitabine

fluorouracil

folinezuur


oxaliplatine

merkloos, Xeloda®

merkloos

merkloos, Leucovorine®
Rescuvolin®, Vorina®

merkloos, Oxalisin®

 tablet: 150, 300 en 500 mg

 
injectievloeistof: 50 mg/ml

 injectievloeistof: 15-500 mg
 tablet: 15 mg

 
infusievloeistof: 5 mg/ml
Monoklonale  antistoffen
aflibercept

bevacizumab

cetuximab

Zaltrap®

Avastin®

Erbitux®

 infusievloeistof: 25 mg/ml

 infusievloeistof: 25 mg/ml

 infusievloeistof: 5 mg/ml
Proteïnekinaseremmers
regorafenib

Stivarga®

 tablet: 40 mg
ASPIRINE
acetylsalicylzuur



carbasalaatcalcium
 

merkloos
Acetylsalicylz. Cardio®
Aspirine Protect®

merkloos
,
Ascal Cardio®
 Carbasalaatcal. Cardio®

 tablet: 80 en 100 mg
 
 
 
 bruistablet, poeder:
100 mg

 


De vooruitzichten voor patiënten met dikkedarmkanker lopen sterk uiteen. Als het gezwel zich beperkt tot het darmslijmvlies, kan een patiënt zich na operatie als genezen beschouwen. De vijfjaarsoverleving is dan 80 tot 90 procent. Is het gezwel dieper ingegroeid en zijn er mogelijke uitzaaiingen, dan is het vooruitzicht veel minder gunstig. Dan is na vijf jaar nog 60 procent in leven.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.diliguide.nl (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Prostaatkanker

Het aantal nieuwe gevallen van prostaatkanker per jaar overstijgt het aantal mannelijke patiënten met longkanker: bij circa 9500 mannen per jaar wordt deze vorm van kanker vastgesteld. Daarmee is prostaatkanker de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen. Ongeveer 2400 mannen per jaar overlijden aan deze ziekte. Prostaatkanker komt vrij weinig voor bij mannen jonger dan 60 jaar. Ongeveer 75% van de patiënten is ouder dan 65 jaar, en daarmee is prostaatkanker een echte ouderdomsziekte. Van alle tachtigers heeft waarschijnlijk meer dan de helft prostaatkanker - de meesten zonder het te weten en zonder er hinder van te hebben. De gevleugelde uitspraak is: 'er sterven meer mannen mét prostaatkanker dan áán prostaatkanker'.

Over de oorzaken van prostaatkanker is erg weinig bekend. Hoewel het mannelijke hormoon (testosteron) een duidelijke invloed heeft op de groei van de kankercellen, is de betekenis daarvan bij het ontstaan onduidelijk. Bij 5-10 procent van de patiënten is er sprake van een erfelijke factor. Is dat het geval, dan gaat het om de meest kwaadaardige vorm van prostaatkanker die vooral bij ‘jongere’ mannen (vóór het vijfenvijftigste levensjaar) voorkomt.

De eerste klachten bij prostaatkanker lijken veel op die bij een goedaardige prostaatvergroting (BPH): bemoeilijkte urinelozing en een slappe urinestraal ondanks persen (zie ook het onderdeel 'Plasproblemen' in de sectie 'Nieren & Urinewegen'). Bloed in de urine en pijn of een branderig gevoel bij het plassen zijn zeker redenen voor een nader onderzoek. Het is echter ook mogelijk dat de patiënt pas klachten krijgt als er al uitzaaiingen zijn. Meestal heeft de patiënt dan klachten over pijn in de botten, bijvoorbeeld rugpijn door uitzaaiingen in de botten.

Prostaatkanker wordt wel eens bij toeval ontdekt als de arts bij inwendig onderzoek via de anus een knobbelige prostaat voelt. Een patiënt met de genoemde klachten moet in ieder geval inwendig worden onderzocht door de huisarts, waarna de uroloog nader onderzoek zal uitvoeren. Echografie, bloedonderzoek en weefselonderzoek (biopsie) zijn de belangrijkste technieken om vast te stellen of er sprake is van kanker. Bij bloedonderzoek wordt het PSA-gehalte bepaald. PSA staat voor prostaatspecifiek antigeen, een eiwit dat alleen in de prostaat wordt gemaakt en dat bij prostaatkanker in een sterk verhoogde concentratie in het bloed wordt gevonden. Normaal gesproken komt deze stof in kleine hoeveelheden (een waarde van 0 tot 3 µg/l) voor in het bloed. Een verhoogde hoeveelheid PSA kán een aanwijzing zijn voor prostaatkanker. Het kan ook iets zeggen over de uitgebreidheid van een tumor en de mogelijke aanwezigheid van uitzaaiingen. Maar ook bij goedaardige aandoeningen van de prostaat, zoals een infectieuze ontsteking (prostatitis, zie ook 'Urineweginfecties' in de sectie 'Nieren en Urinewegen') of prostaatvergroting (BPH, zie ook 'Plasproblemen' in de sectie 'Nieren & Urinewegen'), kan de PSA-waarde (fors) verhoogd zijn. Daarom is verder onderzoek noodzakelijk als de PSA-waarde in het bloed hoger is dan 3,0 µg/l (= 3,0 ng/ml). Met de in 2007 op de markt verschenen PCA3-test is men tegenwoordig veel beter in staat om de aanwezigheid van een agressieve, snel groeiende dan wel een 'slapende' vorm van prostaatkanker vast te stellen. Met deze nieuwe test kan het aantal voor de patiënt belastende biopsieën aanzienlijk worden teruggebracht.

Tegenwoordig wordt ook gebruikgemaakt van MRI ('Magnetic Resonance Imaging') om zowel het stadium als de plaats van de prostaatkanker nauwkeurig in beeld te brengen, waardoor een effectievere behandeling mogelijk is.

Als is vastgesteld dat de patiënt prostaatkanker heeft, wordt meestal ook nog een botscan gemaakt om na te gaan of er uitzaaiingen in de botten zijn. Verder is van belang om vast te stellen of het om een langzaam groeiende ('slapende') prostaatkanker gaat dan wel een agressieve, snel groeiende prostaatkanker, die uitzaaiingen kan geven. Een slapende prostaatkanker kan doorgaans beter met rust worden gelaten dan dat er ingrijpend behandeld wordt hetgeen veelal met nare bijwerkingen gepaard gaat.

tnm-score bepaalt tumorstadium

De keuze voor een behandeling hangt af van het stadium waarin de prostaattumor verkeert op het moment van de diagnose. Dit wordt uitgemaakt met de tnm-score, afkomstig van de American Joint Committee on Cancer. Vijf variabelen wegen daarin mee:
• uitgebreidheid van de primaire tumor (T-categorie);
• uitzaaiing naar de lymfeklieren (N-categorie);
• aanwezigheid van metastasen op afstand (M-categorie);
psa-concentratie op het moment van de diagnose;
• de Gleason-score, die is gebaseerd op biopsie of prostaatweefsel dat is verkregen na chirurgie – deze score hangt samen met onder meer pathologische variabelen zoals de tumorgrootte.

Een laag risico op progressie en dus een betere prognose hebben patiënten met een lagere tnm-score (T1 of T2a), een histologisch goed gedifferentieerde tumor (Gleasonscore <7) en een psa van minder dan 10 μg/l. Van een intermediair risico is sprake als het carcinoom meer dan de helft van één prostaatlob of beide lobben beslaat (T2b-c), matig gedifferentieerd is (Gleason-score 7) en de psa-concentratie ligt tussen 10 en 20 μg/l. Een hoog risico is er als de tumor is uitgebreid buiten de prostaat (T3), slecht gedifferentieerd is (Gleason-score >7) en de psa-waarde > 20 μg/l is.


Behandeling

Beperkt de ziekte zich tot de prostaat, dan is genezing mogelijk door operatieve verwijdering van het gezwel of door bestraling (radiotherapie). Dat is het geval bij ongeveer de helft van de mannen met prostaatkanker. Beide behandelingen kunnen impotentie en/of incontinentie tot gevolg hebben. Bij de andere helft van de patiënten heeft de kanker uitzaaiingen veroorzaakt en is de ziekte ongeneeslijk. Toch kan dan nog veel worden gedaan om de klachten te verminderen en de groeisnelheid van de kanker af te remmen. Een operatie aan de prostaat kan de afvoer van urine verbeteren, waardoor de klachten bij het plassen verminderen. Bestraling kan de botpijn bij uitzaaiingen in botweefsel verminderen.

Antihormonen
De groeisnelheid kan ook door een hormonale behandeling worden afgeremd. Met de hormonale behandeling wil men de invloed van het testosteron uitschakelen. Dat gebeurt met de antihormonen (in dit geval ook wel anti-androgenen genoemd) abirateron (Zytiga®), bicalutamide (merkloos, Biluron®, Casodex®), cyproteron (merkloos, Androcur®), enzalutamide (Xtandi®), flutamide (merkloos) of nilutamide (Anandron®), zie ook antihormonen (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker').
Eenzelfde effect kan worden bereikt met synthetische hersenhormonen die de secretie van andere hormonen vanuit het hersenaanhangsel (hypofyse) blokkeren, waardoor de vorming van testosteron in de teelballen wordt geremd. Voorbeelden van dergelijke stoffen zijn busereline (Suprefact®), degarelix (Firmagon®), gosereline (Zoladex®), leuproreline (merkloos, Eligard®, Lucrin®) en triptoreline (Decapeptyl®, Pamorelin®, Salvacyl®, Triptofem®). Deze aanpak wordt ook wel chemische castratie genoemd. Een andere mogelijkheid is het operatief verwijderen van de teelballen (castratie), waardoor de invloed van testosteron op de kankercellen geheel wegvalt.

Cytostatica
Pas sinds enkele jaren komen sommige patiënten met uitgezaaide prostaatkanker, bij wie hormoonbehandeling geen effect (meer) heeft, in aanmerking voor een behandeling met cytostatica, zie voor meer details cytostatica in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'. Een combinatie van docetaxel (merkloos, Taxotere®) en het corticosteroïd prednison (merkloos, Lodotra®) (zie ook bijnierschorshormonen in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling') wordt dan meestal gegeven alsmede één van de hierboven genoemde anti-androgenen om de werking van testosteron geheel te blokkeren. Als de behandeling aanslaat, leidt dat tot een iets langere levensduur en een betere kwaliteit van leven. Indien deze behandeling met docetaxel niet aanslaat, komt het in 2011 op de markt gebrachte abirateron (Zytiga®) in aanmerking dat de werking van het testosteron vermindert, zie ook antihormonen in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). In combinatie met prednison zijn de resultaten veelbelovend met betrekking tot overlevingswinst,  vertraging van de ziekteprogressie en een milder ziekteverloop.

overzicht  medicatie  bij  prostaatkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Anti-androgenen
abirateron

bicalutamide


cyproteron

enzalutamide

flutamide

nilutamide

Zytiga®

merkloos, Biluron®
Casodex®

merkloos, Androcur®

Xtandi®

merkloos

Anandron®

 tablet: 250 mg

 tablet: 50 en 150 mg


 tablet: 10 en 50 mg

 capsule: 40 mg

 tablet: 250 mg

 tablet: 150 mg
Synthetische  hersenhormonen
busereline


degarelix

gosereline

leuproreline


triptoreline
 

Suprefact®


Firmagon®

Zoladex®

merkloos, Eligard®
Lucrin®

Decapeptyl®, Pamorelin®
Salvacyl®, Triptofem®

 implantatiestift: 9,45 mg
 neusspray: 0,1 mg/dosis

 injectievloeistof: 80 en 120 mg

 implantatiestift: 3,6 en 10,8 mg

 implantaat: 3,6 en 5 mg
 injectievloeistof: 3,75-45 mg

 injectievlst.: 0,5-11,25 mg/ml
 
Cytostatica
docetaxel

merkloos, Taxotere®

 infusievloeistof: 10-40 mg/ml
Corticosteroïden
prednison

merkloos, Lodotra®

 tablet (mga*): 1, 2 en 5 mg
mga* = met gereguleerde afgifte


De behandeling van prostaatkanker is momenteel volop in ontwikkeling. Zo zijn de behandeling van prostaatkanker met cryotherapie (het bevriezen van de tumor, waardoor tumorcellen afsterven) en met hoogfrequente ultrageluidsgolven (hifu of 'High Intensity Focused Ultrasound') nieuwe technieken. Onderzocht wordt wat de waarde is van deze technieken in de curatieve behandeling van prostaatkanker.

Hoewel bij ongeveer de helft van de patiënten met prostaatkanker genezing mogelijk is als de ziekte in een vroeg stadium wordt ontdekt, is bij de andere helft geen genezing meer mogelijk. Door de verschillende behandelingsmogelijkheden kan de activiteit van de ziekte lange tijd tot staan worden gebracht. De vijfjaarsoverleving is ongeveer 80 procent. Als er geen uitzaaiingen zijn bij het vaststellen van de ziekte, is dit percentage hoger. Als iemand wel uitzaaiingen heeft, is dit percentage lager.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.diliguide.nl  (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl  (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Huidkanker

Als alle vormen van huidkanker in de kankerstatistieken zouden worden meegerekend, zou huidkanker met 36.000 nieuwe gevallen per jaar verreweg de meest voorkomende vorm van kanker zijn. Ongeveer 80 procent van deze nieuwe gevallen bestaat gelukkig uit het basaalcelcarcinoom, een vorm van huidkanker die als minder kwaadaardig wordt beschouwd. Dit carcinoom wordt dan ook niet meegeteld in de landelijke kankerregistratie. Jaarlijks krijgen ongeveer 3500 mensen het melanoom, de kwaadaardigste vorm van huidkanker. In 2007 overleden 661 patiënten aan deze vreselijke ziekte.

Het ontstaan van huidkanker heeft in veel gevallen te maken met overmatige blootstelling van de huid aan ultraviolette straling (in zonlicht of van bruiningsapparaten). Mensen met een van nature lichte huid zijn minder beschermd tegen ultraviolette straling. Zij hebben de grootste kans om huidkanker te krijgen. Het basaalcelcarcinoom groeit zeer langzaam en zaait vrijwel nooit uit. Het komt meestal voor in het gezicht. Het plaveiselcelcarcinoom is iets kwaadaardiger. Ook deze vorm komt nogal eens voor in het gezicht, maar ook op de rug van de hand.

 

Melanomen zijn zeer kwaadaardig. Melanoom betekent letterlijk: zwart gezwel. Een melanoom ontstaat uit de pigmentcellen in de huid: de melanocyten. Meestal zat er op die plaats al een moedervlek. Soms ontstaat een melanoom uit pigmentcellen in een volstrekt 'gave' huid. Melanomen ontstaan dus niet alleen uit moedervlekken. Uitzaaiingen via de lymfe- en bloedvaten komen regelmatig voor. Het aantal patiënten met een melanoom is de laatste vijftien jaar sterk toegenomen, mogelijk vanwege een toegenomen blootstelling aan ultraviolette straling. Meer vrouwen dan mannen krijgen een melanoom. Tegenwoordig wordt bij de meeste patiënten een melanoom in een relatief vroeg stadium vastgesteld.

Bestaat het vermoeden dat het om een melanoom gaat, dan is altijd weefselonderzoek nodig. De huidtumor moet daarvoor in zijn geheel krap worden verwijderd. Als er sprake is van een melanoom wordt de dikte van het melanoom bepaald. Deze zogenoemde Breslow-dikte wordt aangegeven in tienden van millimeters. Hoe dikker het melanoom, hoe groter het risico op vroege uitzaaiingen.

Behandeling

Het basaalcelcarcinoom en het plaveiselcelcarcinoom kunnen operatief worden verwijderd. Tegenwoordig kunnen ze ook worden bestraald, bevroren of weggebrand. Een andere optie is een lokale behandeling met crème met het cytostaticum fluorouracil (Efudix®). Een tweemaaldaagse toediening van de crème gedurende drie à vier weken geeft vaak een goed resultaat. De vooruitzichten voor deze vormen van huidkanker zijn heel goed: 95 tot 100 procent van de patiënten geneest volledig. Een andere optie is een crème met imiquimod (Aldara®, Zyclara®) - dat ook wordt toegepast bij de behandeling van genitale wratten. Deze crème dient bij basaalcelcarcinoom 5x per week vóór het slapen gaan te worden aangebracht op het te behandelen gebied, gedurende 6 weken.
Het melanoom moet vrijwel altijd operatief worden verwijderd. Soms moeten ook de lymfeklieren in de omgeving van het melanoom worden verwijderd. Alleen als het melanoom is uitgezaaid, kan worden overwogen chemotherapie toe te passen, tot voor kort was dat meestal met het cytostaticum dacarbazine (merkloos, Deticene®). De kans op een gunstige reactie is echter vrij klein; er is geen duidelijke overlevingswinst. Het immunomodulans interferon-alfa (Intron A®, Roferan A®) is dan het middel van keuze. De werkzaamheid is echter eveneens niet erg groot, zie ook cytostatica en immunomodulantia (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker').
Sinds 2012 zijn er echter enkele nieuwe middelen geregistreerd die veelbelovend zijn. Het gaat hier om de zogenaamde proteïnekinaseremmers als dabrafenib (Tafinlar®), trametinib (Mekinist®) en vemurafenib (Zelboraf®) en de monoklonale antistoffen als ipilimumab (Yervoy®) en sinds 2015 nivolumab (Opdivo®) en pembrolizumab (Keytruda®), zie ook proteïnekinaseremmers en monoklonale antistoffen (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). Ze verlengen als eerste geneesmiddelen de overleving bij het uitgezaaide melanoom met een aantal maanden. De winst is echter nog beperkt. Bovendien kunnen de bijwerkingen ernstig zijn en zijn de middelen heel erg duur. Vergelijkbare nieuwe middelen met mogelijk meer effectiviteit en minder bijwerkingen zijn momenteel in ontwikkeling. De drie hier genoemde monoklonale antistoffen worden ook wel checkpointremmers genoemd omdat ze in staat zijn zich te binden aan de afweercelllen (bepaalde witte bloedcellen) van het immuunsysteem van de patiënt. Vervolgens zorgen ze ervoor dat de natuurlijke rem van deze cellen wordt 'ontgrendeld' zodat deze de tumorcellen kunnen opruimen. Kankeronderzoekers en oncologen denken dat checkpointremmers de kankergeneesmiddelen van de toekomst zullen worden.

overzicht  medicatie  bij  huidkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
dacarbazine

fluorouracil

imiquimod

merkloos, Deticene®

Efudix®

Aldara®, Zyclara®

 injectievloeistof: 200-1000 mg

 
crème: 50 mg/g

 crème: 37,5 en 50 mg/g
Immunomodulantia
interferon-alfa

Intron A®, Roferan A®

 injectievlst.: 6-50 milj. IE/ml
Proteïnekinaseremmers
dabrafenib

trametinib

vemurafenib

Tafinlar®

Mekinist®

Zelboraf®

 capsule: 50 en 75 mg

 tablet: 0,5 en 2 mg

 tablet: 240 mg
Monoklonale  antistoffen  (checkpointremmers)
ipilimumab

nivolumab

pembrolizumab

Yervoy®

Opdivo®

Keytruda®

 infusievloeistof: 5 mg/ml

 infusievloeistof: 10 mg/ml

 infusievloeistof: 50 mg


Als het melanoom niet is uitgezaaid, is de kans op genezing bijna 100 procent. Het gemiddelde overlevingspercentage na vijf jaar is 73 bij mannen en 89 bij vrouwen. Uitgezaaid melanoom heeft een zeer slechte prognose: een jaar na de diagnose is de overleving ongeveer 25%.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.diliguide.nl  (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl  (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Lymfeklierkanker

Lymfeklierkanker (lymfoom of maligne lymfoom) wordt jaarlijks bij ruim 2700 mensen vastgesteld. Er zijn twee vormen: (de ziekte van) Hodgkin en non-Hodgkin. Het verschil heeft te maken met welk celtype in de lymfeklieren en lymfevaten gaat woekeren. Non-Hodgkin komt zesmaal zo vaak voor als Hodgkin.

Een oorzaak voor deze ziekten is nooit gevonden, hoewel men ooit wel eens dacht aan een virale oorzaak. Voor Hodgkin is een erfelijke component waarschijnlijk.

De klachten beginnen met gezwollen lymfeklieren in hals, oksels of liezen. Andere klachten bij deze vormen van kanker zijn koorts, moeheid en gewichtsverlies. Later wordt men ook vatbaarder voor allerlei infecties en kunnen er bloedingen in de huid, de neus of het tandvlees ontstaan.

Cel- en weefselonderzoek (biopsie) staan centraal bij de diagnose. Op grond van de resultaten van de hiervoor beschreven onderzoeken kunnen de artsen vaststellen in welk stadium de ziekte verkeert. Er worden vier stadia onderscheiden: - stadium I: de ziekte is beperkt tot één lymfekliergebied, bijvoorbeeld de lymfeklieren in de hals, of tot één orgaan; - stadium II: de ziekte beperkt zich tot twee of meer kliergebieden boven of onder het middenrif, of tot één orgaan én een of meer kliergebieden aan dezelfde kant van het middenrif; - stadium III: de ziekte bevindt zich in kliergebieden boven én onder het middenrif, en soms ook in de milt en/of een ander orgaan; - stadium IV: de ziekte heeft zich verspreid naar andere organen die geen lymfeklierweefsel bevatten, zoals de longen, de lever, het beenmerg of de huid. Bij non-Hodgkin wordt dan ook nog verschillende typen lymfomen onderscheiden (maar liefst 30-40 verschillende typen!) en de mate van kwaadaardigheid vastgesteld, hetgeen consequenties heeft voor de behandeling.

Behandeling

Lymfeklierkanker is doorgaans gevoelig voor zowel bestraling (radiotherapie) als chemotherapie . Alle Hodgkin-patiënten worden tegenwoordig eerst met chemotherapie behandeld (in dit geval een combinatie van cytostatica al dan niet met een corticosteroïd als prednison (merkloos, Lodotra®), zie ook het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker' en het onderdeel 'Corticosteroïden' in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling'). Een deel van de patiënten zal daarna ook nog bestraald worden. Patiënten in de eerste stadia (I en II) hebben meer dan 90 procent kans op genezing. Bij de stadia III en IV varieert dat van 70 tot 80 procent.

Bij de lichtere gevallen van non-Hodgkin (stadium I) heeft lokale bestraling de voorkeur. Bij de zwaardere gevallen van non-Hodgkin gaat de voorkeur uit naar een combinatie van bestraling en chemotherapie, meestal een cytostaticum als chloorambucil (Leukeran®) of een combinatie van cytostatica met prednison. Tegenwoordig worden ook vaak de monoklonale antistoffen rituximab (MabThera®) en brentuximab (Adcetris®) toegepast, zie ook cytostatica en monoklonale antistoffen (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). Hoewel peperduur, ontbreken bij deze middelen de heftige bijwerkingen (met name aantasting van het beenmerg waardoor een verminderde aanmaak van bloedcellen) van de cytostatica. Ook de proteïnekinaseremmers als ibrutinib (Imbruvica®) en idelalisib (Zydelig®) hebben de laatste jaren een belangrijke plaats ingenomen bij de behandeling van maligne lymfomen.

overzicht  medicatie  bij  lymfeklierkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
chloorambucil

Leukeran®

 tablet: 2 mg
Corticosteroïden
prednison

merkloos, Lodotra®

 tablet (mga*): 1, 2 en 5 mg
Monoklonale  antistoffen
rituximab


brentuximab

MabThera®


Adcetris®

 infusievloeistof: 10 mg/ml
 
injectievloeistof: 120 mg/ml

 
infusievloeistof: 50 mg
Proteïnekinaseremmers
ibrutinib

idelalisib

Imbruvica®

Zydelig®

 capsule: 140 mg

 tablet: 100 en 150 mg
mga* = met gereguleerde afgifte


Overigens wordt na intensieve chemotherapie, al dan niet in combinatie met bestraling, stamceltransplantatie toegepast. Dit om het herstel te versnellen van de beschadigde beenmergcellen (zie ook stamceltransplantatie in de 'Inleiding' van de sectie 'Kanker'). De vijfjaarsoverleving van patiënten met non-Hodgkin-patiënten is ongeveer 50 procent.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl/non-Hodgkin (KWF Kankerbestrijding)
    https://www.kanker.nl/Hodgkin (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.diliguide.nl  (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl  (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Blaaskanker

Elk jaar worden in Nederland bijna 7000 nieuwe gevallen van blaaskanker ontdekt. Daarbij zijn zowel de oppervlakkige als de diepere (invasieve) vormen meegeteld. Blaaskanker ontstaat bij mannen driemaal zo vaak als bij vrouwen. Roken is een belangrijke risicofactor bij minstens de helft van de patiënten. Chronische irritatie, bijvoorbeeld door bepaalde worminfecties of blaasstenen, vergroot de kans op het ontstaan van blaaskanker.

Soms wordt blaaskanker bij toeval ontdekt doordat er rode bloedcellen in de urine aanwezig zijn. Meestal ontstaan de typische verschijnselen van een blaasontsteking (in het onderdeel 'Urineweginfecties' in de sectie 'Nieren & Urinewegen'): brandende pijn bij het plassen en een frequente, sterke aandrang om te plassen. Via een cystoscoop (blaasspiegel die via de plasbuis in de blaas wordt geschoven ter inspectie en om monsters van verdacht weefsel te nemen) kan een beeld worden verkregen van de afwijkingen.

Er zijn verschillende stadia van blaaskanker te onderscheiden. Als de tumor zich alleen in het slijmvliesweefsel van de blaas bevindt, wordt gesproken van een niet-spierinvasief groeiende tumor. Bij ongeveer driekwart van de patiënten gaat het om een dergelijk oppervlakkig groeiende vorm. Wanneer een niet-spierinvasief groeiende tumor niet tijdig wordt behandeld en agressief van aard is, zal deze op den duur doorgroeien in de blaasspier. Dan ontstaat een spierinvasief groeiende tumor. Wanneer de tumor is ingegroeid in de diepere lagen van de blaaswand, wordt het risico groter dat er kankercellen losraken die vervolgens in het lichaam worden verspreid. Via de lymfevaten kunnen losgeraakte kankercellen terechtkomen in de lymfeklieren rond de blaas en ergens anders in het lichaam. Op deze wijze kunnen uitzaaiingen in de lymfeklieren ontstaan. Bij verspreiding via het bloed kunnen uitzaaiingen ontstaan in organen als de lever, longen en de botten.

Behandeling

Bij de niet-spierinvasieve vorm van blaaskanker kan met behulp van de cystoscoop oppervlakkige tumoren aan de binnenkant van de blaas worden weggenomen. Deze methode wordt ook wel een transurethrale resectie (TUR) genoemd. Na een TUR is er een aanzienlijk risico (60 tot 70%) dat de tumor binnen een jaar terugkeert. Om het risico op een terugkeer (recidief) te verminderen, is soms een aanvullende (adjuvante) behandeling nodig. Meestal bestaat zo'n behandeling uit een of meer blaasspoelingen. Daarna duurt het langer voordat de tumor terugkeert. Voor een blaasspoeling wordt eerst een blaaskatheter ingebracht. Via de katheter loopt alle urine uit de blaas. Daarna worden medicijnen, die opgelost zijn in een vloeistof, in de blaas gebracht. Na het inbrengen van de medicijnen wordt de katheter meteen weer verwijderd en kan de vloeistof met de medicijnen na verloop van tijd gewoon uitgeplast worden. Het cytostaticum mitomycine (merkloos, Mitomycin-C®) of de immunomodulantia BCG-vaccin (Oncotice®) en immunocyanine (Immucothel®) zijn werkzaam bij deze oppervlakkige tumoren van de blaas, zie ook cytostatica en  immunomodulantia (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). Wanneer er telkens kleine, nieuwe tumoren gevonden worden kan een laserbehandeling worden gegeven. De gerichte laserstralen zorgen ervoor dat de tumorcellen als het ware verdampen. Net als bij een TUR vindt een laserbehandeling plaats met een cystoscoop via de plasbuis.

Kankergezwellen die diep in of door de blaaswand zijn gegroeid - de spierinvasieve vormen dus - worden behandeld door de blaas geheel of gedeeltelijk weg te nemen. Soms wordt het gezwel intensief bestraald voordat de operatie wordt uitgevoerd. Als de blaas volledig wordt verwijderd, moet in de buikwand een andere uitgang (stoma) voor de urine worden gemaakt. Soms wordt een intensieve bestraling gecombineerd met een kuur van een cytostaticum meestal cisplatine (merkloos). Maar vaak zijn cytostatica niet erg effectief bij deze vormen van blaaskanker. Alleen als de kanker is uitgezaaid wordt intensieve chemotherapie overwogen: ook hier cisplatine maar nu in combinatie met gemcitabine (merkloos).

overzicht  medicatie  bij  blaaskanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
cisplatine

gemcitabine

mitomycine

merkloos

merkloos

merkloos, Mitomycin-C®

 infusievloeistof: 1 mg/ml

 
infusievloeistof: 200-2000 mg

 
injectievloeistof: 2 en 40 mg
Immunomodulantia
BCG-vaccin

immunocyanine
 

merkloos, Oncotice®

Immucothel®
 

 instillatievloeistof

 injectievloeistof: 1 mg
 instillatievloeistof: 10 mg


De vijfjaarsoverleving van patiënten met de niet-spierinvasieve vorm van blaaskanker is ongeveer 70 tot 90%, terwijl die van patiënten met de spierinvasieve vormen aanzienlijk lager is: 30 tot 60%. Indien er sprake is van uitzaaiingen elders in het lichaam is de vijfjaarsoverleving ongeveer 10%.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl  (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Maagkanker

Hoewel maagkanker in Nederland steeds minder voorkomt, wordt deze diagnose jaarlijks bij ruim 2000 mensen gesteld. Mannen krijgen bijna tweemaal zo vaak maagkanker als vrouwen.
Bepaalde voedingsmiddelen hebben invloed op het ontstaan van maagkanker. In landen waar veel wordt gerookt en gezouten vlees en vis worden gegeten in combinatie met weinig verse groenten en fruit, komt maagkanker veel vaker voor. Maagpoliepen of een chronische ontsteking van de maag zijn eveneens factoren die het risico op het ontstaan van maagkanker verhogen.

De klachten kunnen bestaan uit moeheid, lusteloosheid en duizeligheid door bloedarmoede (als gevolg van bloedverlies uit het kankergezwel in de maag), gewichtsverlies, weinig eetlust, pijn in de maagstreek en misselijkheid. Deze klachten komen vaak pas in een relatief laat stadium van maagkanker voor. Onderzoek van bloed en ontlasting, röntgenfoto’s van de maag, inwendig kijkonderzoek (gastroscopie) en weefselonderzoek zijn technieken om de diagnose te kunnen stellen.

Behandeling

Volledige genezing is alleen mogelijk als het kankergezwel volledig wordt verwijderd. Dat is alleen mogelijk als het gezwel nog niet al te ver is doorgegroeid. De operatie is altijd zwaar en erg belastend. Als het gezwel tot buiten de maag is doorgegroeid, zal de patiënt behandeld moeten worden met bestraling of chemotherapie, of met een combinatie van beide. Bij de aanwezigheid van uitzaaiingen op afstand is alleen palliatieve chemotherapie nog een mogelijkheid. Cytostatica zijn overigens niet erg effectief bij maagkanker. Desondanks worden combinaties van cisplatine (merkloos) met fluorouracil (merkloos), carboplatine (merkloos, Carbosin®) met paclitaxel (merkloos, Abraxane®, Paclitaxin®) of oxaliplatine (merkloos, Oxalisin®) met capecitabine (merkloos, Xeloda®) gebruikt, zie ook cytostatica (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker').

overzicht  medicatie  bij  maagkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
capecitabine

carboplatine

cisplatine

fluorouracil

oxaliplatine

paclitaxel
 

merkloos, Xeloda®

merkloos, Carbosin®

merkloos

merkloos

merkloos,
Oxalisin®


merkloos, Abraxane®
Paclitaxin®

 tablet: 150, 300 en 500 mg

 
infusievloeistof: 10 mg/ml

 
infusievloeistof: 1 mg/ml

 
injectievloeistof: 50 mg/ml

 
infusievloeistof: 5 mg/ml

 
infusievloeistof: 6 mg/ml, 100 mg
 


De vijfjaarsoverleving van patiënten met maagkanker is slechts 20 procent.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
    http://www.farmacotherapeutischkompas.nl  (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Nierkanker

Nierkanker wordt jaarlijks bij ongeveer 1700 mensen vastgesteld; bij mannen anderhalf keer vaker dan bij vrouwen. In 90-95% gaat het om het niercelcarcinoom (vroeger Grawitz-tumor genoemd). Over de oorzaak is niets bekend. Bij slechts 1 procent van de patiënten ontstaat de ziekte door erfelijke aanleg.

Bloed in de urine is de meest voorkomende eerste klacht, met daarnaast pijn in de zij en koorts. Nierkanker kan ook bij toeval worden ontdekt als een arts bij routineonderzoek een zwelling of knobbeltje in de buik voelt. Voor het stellen van de definitieve diagnose kan de arts beschikken over technieken als urografie (röntgenonderzoek van de nieren en urinewegen na inspuiting van een contrastmiddel), echografie en computertomografie (CT-scan: computergestuurd röntgenonderzoek naar structurele afwijkingen).

Behandeling

Als er geen uitzaaiingen buiten de nier zijn, is de kans op genezing redelijk groot na operatieve verwijdering van de aangetaste nier en de lymfeklieren. Een groot probleem is dat nierkanker zich in een vroeg stadium uitzaait, vooral naar de longen. In dat geval is het vooruitzicht slecht, omdat bestraling en chemotherapie weinig effect hebben in dit stadium van de ziekte. Sinds kort worden echter bescheiden resultaten geboekt met de immunomodulantia aldesleukin (Proleukin®) of interferon-alfa (Intron A®, Roferon A®) in combinatie met het cytostaticum vinblastine (merkloos, Blastivin®). Ook de monoklonale antistoffen bevacizumab (Avastin®) en nivolumab (Opdivo®) komen in aanmerking, met name als er sprake is van uitzaaiingen, zie ook cytostatica, immunomodulantia en monoklonale antistoffen (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'). Als deze middelen onvoldoende resultaat boeken, kunnen nog de proteïnekinaseremmers axitinib (Inlyta®), everolimus (Afinitor®, Votubia®), pazopanib (Votrient®), sorafenib (Nexavar®), sunitinib (Sutent®) of temsirolimus (Torisel®) worden ingezet, zie ook proteïnekinaseremmers (in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker').

overzicht  medicatie  bij  nierkanker

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
vinblastine

merkloos, Blastivin®

 injectievloeistof: 1 mg/ml
Immunomodulantia
aldesleukin

interferon-alfa

Proleukin®

Intron A®, Roferon A®

 injectievloeistof: 22.106 IE

 
injectievlst.: 6-50 milj. IE/ml
Monoklonale  antistoffen
bevacizumab

nivolumab

Avastin®

Opdivo®

 infusievloeistof: 25 mg/ml

 infusievloeistof: 10 mg/ml
Proteïnekinaseremmers
axitinib

everolimus


pazopanib

sorafenib

sunitinib

temsirolimus

Inlyta®

Afinitor®, Votubia®


Votrient®

Nexavar®

Sutent®

Torisel®

 tablet: 1, 3, 5 en 7 mg

 tablet: 2½, 5 en 10 mg

 suspensie (als tablet): 5 mg


 tablet: 200 en 400 mg

 tablet: 200 mg

 capsule: 12½, 25 en 50 mg

 infusievloeistof: 25 mg/ml


De vijfjaarsoverleving van patiënten met nierkanker zonder uitzaaiingen is 40 tot 60 procent; mét uitzaaiingen is die 10 tot 15 procent.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
     https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
     https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
     http://www.diliguide.nl  (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO)
     http://www.farmacotherapeutischkompas.nl  (Farmacotherapeutisch Kompas)

 

Leukemie

Leukemie is een verzamelnaam van in principe vier vormen van kanker van witte bloedcellen (leukocyten en lymfocyten). Er wordt onderscheid gemaakt tussen acute (snel verlopende) en chronische (langzaam verlopende) leukemie. Daarnaast is het onderscheid tussen lymfatische en myeloïde leukemie van belang. Dit onderscheid heeft te maken met het type witte bloedcellen dat is gaan woekeren.

Het aantal nieuwe gevallen van leukemie is ongeveer 1600 per jaar. Acute lymfatische leukemie treft vooral kinderen, terwijl acute myeloïde leukemie en de chronische vormen van leukemie vooral bij volwassenen en ouderen voorkomen. In 25 procent van alle gevallen van kanker bij kinderen gaat het om acute lymfatische leukemie. De ziekte komt het meest voor bij kinderen tussen 3 en 5 jaar.

Meestal is de oorzaak van leukemie niet bekend. Toch zijn er enkele factoren waarvan vaststaat dat ze een rol spelen bij het ontstaan van leukemie, namelijk radioactieve straling en sommige chemische stoffen (benzeen, pesticiden, insecticiden). Mogelijk zijn ook erfelijke factoren van belang. Vroegere behandelingen met cytostatica kunnen vele (tientallen) jaren later leukemie veroorzaken.

Moeheid, infecties, koorts en spontane bloedingen zijn de eerste klachten bij acute leukemie. Ze hebben alle te maken met een gestoorde aanmaak van witte en rode bloedcellen. Het ziektebeeld bij chronische leukemie is veel sluipender. Bij deze klachten staan het lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek centraal, aangevuld met beenmergonderzoek om afwijkende cellen aan te tonen.

Behandeling

Zowel het onderscheid tussen acute en chronische leukemie als het verschil tussen lymfatische en myeloïde leukemie zijn van belang voor de keuze van de behandeling. Acute lymfatische leukemie bij kinderen kan in veel gevallen volledig worden genezen.

Chemotherapie
Het effectiefst bij de behandeling van acute lymfatische leukemie (ALL) is chemotherapie in de vorm van combinaties van cytostatica en corticosteroïden (zie ook cytostatica in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker' en bijnierschorshormonen in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling'). Meestal geeft men de cytostatica vincristine (merkloos), daunorubicine (Cerubidine®), cyclofosfamide (Endoxan®), asparaginase (Erwinase®, Paronal®) en cytarabine (merkloos, DepoCyte®) in combinatie met het corticosteroïd  prednison (merkloos, Lodotra®), maar ook andere combinaties zijn effectief. Bij meer dan 80 procent van de kinderen wordt de ziekte met zo’n eerste chemokuur onder controle gebracht. Toch kan de ziekte dan wel terugkomen. Daarom volgt meestal een onderhoudsbehandeling die hooguit twee jaar duurt. Tegenwoordig wordt in plaats daarvan ook wel een beencel- of stamceltransplantatie (zie ook stamceltransplantatie in de 'Inleiding' van de sectie 'Kanker') uitgevoerd. Bij oudere kinderen en jonge volwassenen is de behandeling meestal wat minder succesvol. Acute myeloïde leukemie (AML), meestal bij volwassenen optredend, is veel moeilijker te behandelen. Ook dan is chemotherapie de behandeling van keuze, vaak gevolgd door een beenmerg- en stamceltransplantatie.

Monoklonale  antistoffen
Chronische vormen van leukemie zijn meestal nog moeilijker te behandelen, maar soms is geen behandeling nodig door het trage verloop van de ziekte. Sinds een aantal jaren kan chronische lymfatische leukemie (CLL) worden behandeld met bepaalde monoklonale antistoffen zoals rituximab (MabThera®), zie ook monoklonale antistoffen in het onderdeel 'Chemotherapie' van deze sectie 'Kanker'). Maar alleen als gebleken is dat de behandeling met alkylerende cytostatica onvoldoende werkzaam is.

Proteïnekinaseremmers
Deze stoffen inactiveren het enzym proteïnekinase, dat aan de basis ligt van de abnormale toename van de bloedcellen. Met die behandeling kan het kenmerkende mechanisme van chronische myeloïde leukemie (CML) worden geblokkeerd. De proteïnekinaseremmers vormen tegenwoordig de belangrijkste behandeling van deze vorm van bloedkanker. De introductie van imatinib (Glivec®) in 2001 heeft de prognose van patiënten met CML enorm verbeterd. Zo was meer dan negentig procent van de patiënten die werd behandeld met imatinib in de grote klinische studie na acht jaar nog in leven. Sinds enkele jaren vormen de nieuwe potentere tweedegeneratie proteïnekinaseremmers als nilotinib (Tasigna®) en dasatinib (Sprycel®) een therapeutisch alternatief. In 2014 werden bosutinib (Bosulif®) en ponatinib (Iclusig®) aan het therapeutisch arsenaal toegevoegd. Ibrutinib (Imbruvica®) en idelalisib (Zydelig®) worden voorlopig nog als enige protïnekinaseremmers bij de behandeling van chronische lymfatische leukemie toegepast. Imatinib wordt tegenwoordig ook bij acute lymfatische leukemie ingezet.
De belangrijkste bijwerkingen van deze proteïnekinaseremmers zijn misselijkheid, spierkrampen, oedeem, hoofdpijn, vermoeidheid, gewrichtsklachten, huiduitslag, leverfunctiestoornissen, zie ook proteïnekinaseremmers in het onderdeel 'Chemotherapie' in deze sectie 'Kanker'.

VENETOCLAX
In 2017 werd een erg interessant, nieuw medicijn tegen chronische lymfatische leukemie (CLL) geïntroduceerd met de naam venetoclax (Venclyxto®). Hoewel CLL de minst agressieve vorm van leukemie is (het doet er jaren over om levensbedreigend te worden), is het in Nederland de leukemie met de meeste nieuwe patiënten: jaarlijks ongeveer 600. Venetoclax, hecht zich aan een eiwit, BCL-2. Dit eiwit is bij CLL in grote hoeveelheden aanwezig in kankercellen, waar het de cellen helpt om langer in het lichaam te overleven en ze resistent maakt voor medicijnen tegen kanker. Door zich aan BCL-2 te hechten en de effecten hiervan te blokkeren, zorgt venetoclax ervoor dat kankercellen afsterven en vertraagt het de progressie van de ziekte. Uit diverse studies is gebleken dat bij een hoog percentage (67-85%) patiënten de kankercellen gedeeltelijk of volledig zijn verdwenen na behandeling met venetoclax terwijl twee jaar lang de ziekte niet erger werd.
Het middel wordt oraal (dus via de mond) dagelijks via tabletten toegediend. De startdosis is laag en wordt gedurende vijf weken geleidelijk verhoogd. De patiënt dient met de behandeling door te gaan zolang hij of zij een verbetering vertoont of stabiel blijft en de bijwerkingen te verdragen zijn. Als de patiënt bepaalde bijwerkingen ondervindt, kan de behandeling tijdelijk worden stopgezet of kan de dosis worden verlaagd. De meest voorkomende bijwerkingen zijn een verminderd aantal neutrofielen (een type witte bloedcel), diarree, misselijkheid, bloedarmoede, neus- en keelinfectie, vermoeidheid, hoge concentratie fosfaat in het bloed, braken en verstopping. Ernstiger bijwerkingen zijn longinfecties, koorts in verband met een verminderd aantal neutrofielen en tumorlysissyndroom (een complicatie veroorzaakt door afbraak van kankercellen).
Kankerspecialisten zijn van oordeel dat met dit middel een enorme stap voorwaarts is gemaakt bij de behandeling van CLL. De keerzijde is dat er net als bij zo vele andere nieuwe kankermiddelen een fors prijskaartje aanhangt: ruim € 6000 per maand, d.w.z. zo'n € 70.000,- per patiënt per jaar. Voorlopig mag venetoclax dan ook alleen voorgeschreven worden bij CLL-patiënten wanneer andere behandelingen hebben gefaald of ongeschikt zijn.

overzicht  medicatie  bij  leukemie

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
Cytostatica
asparaginase

cyclofosfamide


cytarabine

daunorubicine

vincristine

Erwinase®, Paronal®

Endoxan®


merkloos, DepoCyte®

Cerubidine®

merkloos

 injectievloeistof: 10.000 IE

 
injectievloeistof: 750 en 2000 mg
 tablet: 50 mg


 
injectievloeistof: 10-100 mg/ml

 
injectievloeistof: 20 mg

 
injectievloeistof: 1 mg/ml
Corticosteroïden
prednison

Lodotra®

 tablet (mga*): 1, 2 en 5 mg
Monoklonale  antistoffen
rituximab

Mabthera®

 infusievloeistof: 10 mg/ml
 
injectievloeistof: 120 mg/ml
proteïnekinaseremmers
bosutinib

dasatinib

ibrutinib

idelalisib

imatinib

nilotinib

ponatinib

Bosulif®

Sprycel®

 Imbruvica®

Zydelig®

Glivec®

Tasigna®

Iclusig®

 tablet: 100 en 500 mg
 
 tablet: 20, 50, 70 en 100 mg

 capsule: 140 mg

 tablet: 100 en 150 mg

 capsule/tablet: 100 en 400 mg

 capsule: 150 en 200 mg

 tablet: 15 en 45 mg
VENETOCLAX
venetoclax

Venclyxto®

 tablet: 10, 50 en 100 mg
mga* = met gereguleerde afgifte


Voor de totale groep mensen met acute lymfatische leukemie is een vijfjaarsoverleving te verwachten van ongeveer 30%. De meeste kinderen (meer dan 80%) met acute lymfatische leukemie genezen volledig.  Voor de totale groep mensen met acute myeloïde leukemie is de vijfjaarsoverleving circa 20%.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
     https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
     https://www.kanker.nl (KWF Kankerbestrijding)
     http://www.farmacotherapeutischkompas.nl  (Farmacotherapeutisch Kompas)

Terug