Terug

MEDICIJNEN  op  MAAT

 HomeAlgemeenZiektenMedicijnen

KANKER

INLEIDING

INHOUD

 Ongeremde  groei
 
Oorzaken
 
Kanker  in  cijfers
 
Vijfjaarsoverleving
 
behandeling  van  kanker
   ▪
operatie
   ▪
radiotherapie
   ▪
chemotherapie
   ▪
warmtebehandeling
   ▪
stamceltransplantatie


Na hart- en vaatziekten is kanker in Nederland de tweede doodsoorzaak, bij zowel mannen als vrouwen. Jaarlijks overlijden bijna 43.000 mensen aan kanker; dat is bijna eenderde van de totale sterfte in Nederland. Bij 101.500 mensen werd in 2013 de diagnose kanker gesteld. Het aantal nieuwe gevallen van kanker nam de afgelopen tien jaar toe met ongeveer duizend per jaar. Dat komt voornamelijk doordat we in Nederland steeds ouder worden. Hoewel kanker op elke leeftijd kan ontstaan, is het toch een echte ouderdomsziekte. Bij kinderen en jonge volwassenen is kanker zeldzaam: minder dan 1 procent van de patiënten met kanker is jonger dan 15 jaar. Daar staat tegenover dat 75 procent van de mannen en 65 procent van de vrouwen met kanker ouder is dan 60 jaar. Oudere mensen hoor je wel eens zeggen dat kanker vroeger – dan spreken ze van vóór de Tweede Wereldoorlog – veel minder vaak voorkwam. Dat klopt. Maar ze vergeten dan dat in die tijd veel mensen overleden aan infectieziekten als tuberculose of longontsteking, en meestal op veel jongere leeftijd dan men nu aan kanker doodgaat. Je zou dus kunnen zeggen – ook al klinkt dat nogal wrang – dat mensen vroeger niet in de gelegenheid waren om kanker te krijgen!

Ongeremde  groei

Bij kanker is een groepje lichaamscellen ‘op hol geslagen’ tijdens hun groei. Cellen en weefsels van organen moeten zich niet alleen tijdens de groei (bij kinderen) regelmatig blijven vernieuwen. Dat gebeurt bij iedereen, dus ook bij volwassenen en ouderen. Zo worden bloedcellen, huidcellen, cellen van het maag-darmkanaal en haarcellen regelmatig vernieuwd. Deze vernieuwing komt tot stand door celdeling en afsterving. Cellen delen zich in tweeën, waardoor ze zichzelf kopiëren. Door afsterving en afbraak wordt plaatsgemaakt voor de nieuwgevormde cellen in een weefsel of orgaan. Onder normale omstandigheden wordt dit proces van celdeling en afsterving nauwkeurig gereguleerd door het erfelijk materiaal (DNA), dat zich in de genen in elke celkern bevindt (zie ook het onderdeel 'Gentherapie' in de sectie 'Algemeen'). Het DNA bestuurt alle handelingen van een cel, van groei tot afsterven.

Voor elke handeling is een ander gen nodig. Soms gaat er echter wel eens iets mis. De nieuw gevormde cellen blijven zich dan ongecontroleerd vermenigvuldigen en er worden kluitjes cellen gevormd. Als deze kluitjes verder groeien en zichtbaar ruimte gaan innemen, spreekt men van een gezwel (tumor). Beperkt de groei zich tot het orgaan waar het gezwel is ontstaan en wordt het weefsel dat eromheen ligt niet vernietigd, dan gaat het om een goedaardige tumor. Gaat de groei echter ten koste van het gezonde weefsel en groeit de tumor verder door in andere weefsels, dan is er sprake van een kwaadaardige tumor of kanker. Een ander belangrijk verschil tussen een kwaadaardige en goedaardige tumor zijn de uitzaaiingen (metastasen). Enkele kankercellen kunnen zich losmaken uit de tumor en zich via bloed- of lymfevaten verspreiden naar een andere plek in het lichaam en daar opnieuw uitgroeien tot een tumor. Een goedaardig gezwel veroorzaakt geen uitzaaiingen.

De ziekteverschijnselen die het gevolg zijn van een tumor, zijn afhankelijk van het weefsel en het orgaan waaruit de tumor is ontstaan. Een hersentumor zal bepaalde uitvalsverschijnselen in de rest van het lichaam kunnen veroorzaken, die sterk afhankelijk zijn van de plaats van de tumor in de hersenen, terwijl botkanker meestal veel pijn veroorzaakt en de kans op een botbreuk vergroot. Kanker is dan ook niet één ziekte waarbij altijd dezelfde ziekteverschijnselen voorkomen. Op dit moment zijn bijna honderd verschillende vormen van kanker bekend, elk met zijn eigen ontstaanswijze, ziekteverschijnselen, verloop, overlevingskansen en behandelmogelijkheden.

Oorzaken

Het is de laatste jaren duidelijk geworden dat kanker niet één oorzaak heeft. Van longkanker weet men dat dit in zo’n 90 procent van de gevallen het gevolg is van het roken van sigaretten en sigaren. En van huidkanker weten we inmiddels dat intensief zonnen ermee te maken heeft. Bij borstkanker is de oorzaak echter veel minder duidelijk. Dat de hormoonhuishouding een rol speelt, is al enige tijd bekend. Maar waarom de ene vrouw wel borstkanker krijgt en de andere niet, is nog steeds niet duidelijk. Ook bij prostaatkanker is de oorzaak vrijwel onbekend. Mogelijk heeft deze vorm van kanker iets te maken met het overvloedig gebruik van vet en eiwitten, maar daar is ook alles mee gezegd. Hetzelfde geldt voor dikkedarmkanker, die vaker voorkomt bij mensen die weinig bewegen, of voor leverkanker, die mogelijk samenhangt met een chronische infectie met het hepatitis-B-virus. Er zijn dus allerlei factoren ontdekt waarvan men sterk vermoedt dat ze bijdragen aan het ontstaan van kanker, maar die niet per se de directe oorzaak zijn. Erfelijke aanleg, radioactieve straling en zonnestraling, giftige stoffen, voeding, leefstijl (weinig bewegen, roken, alcoholgebruik, overgewicht) en infecties zijn dergelijke factoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan van kanker.

De laatste jaren is wel veel meer duidelijk geworden over wat er misgaat in een cel bij de omvorming tot kankercel. Zoals gezegd, speelt het erfelijk materiaal een essentiële rol bij het reilen en zeilen van elke lichaamscel. Men ontdekte het bestaan van zogenoemde proto-oncogenen, genen die ervoor zorgen dat onder normale omstandigheden cellen zich op tijd vernieuwen door zich te delen. Door een beschadiging (mutatie) verandert het proto-oncogen in een oncogen (letterlijk: kankergen), waardoor de cel de opdracht krijgt zich ongeremd te blijven delen. Ook zijn er zogenoemde tumorsuppressorgenen gevonden, die het aantal cellen kunnen beperken door de celdeling te remmen of cellen aan te zetten af te sterven. Maar ook deze genen kunnen door mutaties worden uitgeschakeld, waardoor alsnog de kans op het ontstaan van een kwaadaardige tumor toeneemt. Daarnaast heeft een cel nog de mogelijkheid zogenoemde reparatiegenen in te zetten. Deze genen zorgen ervoor dat fouten die tijdens de celdeling ontstaan, of al dan niet spontane mutaties snel worden gerepareerd. Maar ook dit ‘beveiligingssysteem’ is niet perfect. Onder bepaalde omstandigheden kunnen dan in een versneld tempo mutaties ontstaan, zowel in oncogenen als in tumorsuppressorgenen, waardoor de groei van een kwaadaardige tumor kan beginnen.

Factoren waarvan men zeker weet dat ze het ontstaan van mutaties bevorderen, zijn enkele giftige stoffen, waaronder in ieder geval sigarettenrook (bij longkanker, maar mogelijk ook bij andere kankersoorten), radioactieve straling (bij diverse kankersoorten), zonlicht (bij huidkanker), alcohol (bij slokdarmkanker en kanker van het strottenhoofd), bepaalde virussen (bij baarmoederhalskanker en leverkanker). Er zijn echter ook mutaties die niet van buitenaf komen, maar aangeboren zijn. Iemand heeft dan aanleg voor kanker en wordt ‘risicodrager’ genoemd. Risicodragers kunnen de ‘gemuteerde’ genen doorgeven aan hun kinderen.

Kanker  in  cijfers

Zoals gezegd, worden in Nederland jaarlijks ongeveer 101.500 nieuwe gevallen van kanker gesignaleerd: bij ongeveer 52.800 mannen en 48.600 vrouwen. Elk jaar overlijden bijna 43.000 mensen aan de gevolgen van kanker; dat is circa 30 procent van alle sterfgevallen. Ongeveer 650.000 mensen in Nederland leven met kanker. Ze hebben de diagnose net gekregen of zijn jaren geleden gediagnosticeerd en succesvol behandeld. Het aantal stijgt elk jaar omdat steeds meer mensen kanker overleven. Doordat het vroeger wordt ontdekt, is het vaker goed te behandelen. En de behandelmethodes worden effectiever.

Prostaatkanker (21 procent) en longkanker (15 procent) zijn de meest voorkomende vormen van kanker bij mannen, gevolgd door dikkedarmkanker (14 procent). Bij vrouwen komt borstkanker (31 procent) verreweg het meest voor, op afstand gevolgd door dikkedarmkanker (13 procent) en longkanker (9 procent). Hoewel kanker bij kinderen zeldzaam is (minder dan 1 procent van alle kankerpatiënten is jonger dan 15 jaar), komen leukemie en hersentumoren bij kinderen het meest voor.

De percentages die hier (en in de twee figuren) tussen haakjes worden vermeld, hebben alleen betrekking op de nieuwe gevallen van kanker die jaarlijks worden ontdekt en niet op hoe váák mensen overlijden aan een bepaalde vorm van kanker. Want dat kan nogal eens verschillen. Sommige soorten kanker kunnen na behandeling vrijwel geheel genezen, terwijl andere soorten ondanks behandeling vrijwel altijd – na kortere of langere tijd – dodelijk zijn. Zo is bekend geworden dat drie van de tien mannen die in 2007 aan kanker stierven, overleden aan longkanker, terwijl één op de tien stierf aan de gevolgen van prostaatkanker.

Vanaf 1989 zijn er enkele opzienbarende verschuivingen opgetreden. Zo steeg het aantal nieuwe gevallen van prostaatkanker, slokdarmkanker en huidkanker (melanoom) bij mannen fors, terwijl er een afname was van maagkanker, longkanker, strottenhoofdkanker, alvleesklierkanker en blaaskanker. Bij vrouwen steeg het aantal nieuwe gevallen van longkanker de afgelopen zeven jaar met bijna 45 procent, hetgeen werd toegeschreven aan de sterke stijging van het aantal vrouwelijke rokers in de naoorlogse periode. Andere stijgers waren slokdarmkanker, borstkanker en melanoom, terwijl het aantal gevallen van maagkanker afnam.

Vijfjaarsoverleving

Ongeveer 62% van de mensen die kanker krijgen, overleeft. Dat zijn vrijwel allemaal patiënten bij wie de kanker nog niet is uitgezaaid in andere organen op het moment dat de kanker wordt ontdekt. Toch bestaan er grote verschillen in de kans om kanker te overleven. Om daarin enig inzicht te krijgen, wordt de overlevingskans uitgedrukt in het percentage patiënten met een bepaalde vorm van kanker dat na vijf jaar nog in leven is. Uitgezaaide alvleesklierkanker heeft het slechtste vooruitzicht: één jaar nadat de diagnose is gesteld, is nog maar 7 procent van de patiënten in leven. Zaadbalkanker daarentegen heeft een zeer goed vooruitzicht: meer dan 90 procent van de patiënten is na vijf jaar nog in leven. Ook bij huidkanker  is de kans op genezing heel groot (maar dat geldt niet voor het melanoom!). Longkanker heeft een vijfjaarsoverleving van slechts 10-15 procent.

Behalve naar verschuivingen in het aantal nieuwe kankergevallen, is men natuurlijk ook nieuwsgierig naar verschuivingen in de vijfjaarsoverleving van de diverse kankersoorten. Daarmee kan men namelijk nagaan of bepaalde nieuwe behandelingen een vooruitgang dan wel een verslechtering zijn. Zo werd vastgesteld dat de vijfjaarsoverleving van borstkanker in de afgelopen decennia is toegenomen van 52 procent tot 80 procent. De vijfjaarsoverleving van dikkedarmkanker nam in diezelfde periode toe van 42 procent tot 56 procent. Ook de kansen op volledige genezing van kanker bij kinderen zijn sterk gestegen. Er zijn echter ook vormen van kanker waarvan de vijfjaarsoverleving niet is verbeterd. Dat geldt helaas voor onder meer longkanker, maagkanker, slokdarmkanker en blaaskanker. Dat wil overigens niet zeggen dat de behandeling van deze kankersoorten niet is verbeterd. Er zijn wel degelijk behandelingen ontwikkeld die minder verminkend zijn of minder schade aan gezonde weefsels en organen veroorzaken. En ook de pijnbestrijding en andere verzachtende medicaties zijn sterk verbeterd. Daardoor is de kwaliteit van leven van grote groepen kankerpatiënten aanzienlijk verbeterd, ook al wordt dat niet uitgedrukt in een langere overleving.

behandeling  van  kanker

Er zijn verschillende mogelijkheden om kanker te behandelen: opereren, bestralen, toedienen van medicijnen, en een combinatie van deze drie therapieën. Behalve deze, al langer bestaande mogelijkheden, worden ook andere, nieuwere vormen van behandeling toegepast, zij het vooralsnog experimenteel. Het gaat daarbij om de behandeling met warmte en om stamceltransplantatie.

Operatie
De behandelend arts (in dit geval een oncoloog) geeft – indien mogelijk – meestal de voorkeur aan een operatie. Want het motto is: wat weg is, doet geen kwaad meer. Bij een aantal kankersoorten is een operatie de enige manier om alle kwaadaardige cellen kwijt te raken. Het doel van de behandeling is in zulke gevallen volledige genezing. Men spreekt dan van een curatieve behandeling. Soms kunnen niet alle kankercellen worden verwijderd. In dat geval is een nabehandeling in de vorm van bestralen en/of toedienen van medicijnen noodzakelijk. Ook dan kan een volledige genezing het resultaat zijn. Er zijn ook kankersoorten die beslist niet operatief kunnen worden behandeld, zoals kanker van het beenmerg (leukemie) en kanker van de lymfeklieren (ziekte van Hodgkin). Zijn er uitzaaiingen van kankercellen naar andere weefsels en organen, dan komt een operatie eigenlijk te laat. Daarom is het altijd van het grootste belang dat in een zo vroeg mogelijk stadium van de ziekte met de behandeling wordt begonnen. Tegenwoordig probeert men zo veel mogelijk ‘sparend’ te opereren, dat wil zeggen dat men blijvende verminkingen probeert te vermijden. Zo hebben veel vrouwen met borstkanker de keuze tussen een borstsparende operatie (met bestraling) of een borstamputatie. Bij een operatie van een patiënt met endeldarmkanker wordt geprobeerd de sluitspier van de anus te behouden zodat geen kunstmatige uitgang (stoma) nodig is.

Radiotherapie
Met röntgenstraling wordt geprobeerd kankercellen te vernietigen. Daarbij gaat men ervan uit dat kankercellen gevoeliger zijn voor röntgenstraling dan gezonde cellen. Deze vorm van behandeling wordt radiotherapie genoemd. Een tumor kan door bestraling verschrompelen of zelfs helemaal verdwijnen, terwijl de gezonde cellen rond de tumor zich kunnen herstellen. De behandelend arts (radiotherapeut) zal de sterkte van de bestraling afstemmen op de weefsels die bestraald worden en op het type tumor. Er zijn in principe twee manieren om te bestralen: uitwendig en inwendig. Bij uitwendige bestraling komt de straling uit een toestel en dringt van buitenaf door in de kankercellen. Na de bestraling blijft er geen straling achter in het lichaam. Bij inwendige bestraling (ook wel brachytherapie genoemd) wordt radioactief materiaal in of bij de tumor gebracht of in het orgaan waaruit de tumor is verwijderd. Soms wordt een patiënt vóór een operatie bestraald om de groei van de tumor af te remmen en de kans op uitzaaiingen zo klein mogelijk te maken. Bestraling kan ook worden toegepast als de kans bestaat dat er na een operatie kankercellen zijn achtergebleven. Een bestralingsbehandeling wordt meestal over een lange periode uitgesmeerd. De patiënt krijgt dan vier of vijf keer per week een deel van de totale stralingsdosis om de schade aan de gezonde cellen te beperken. Bij inwendige bestraling kan meestal worden volstaan met één kuur. Afhankelijk van de sterkte van de bestraling en van de plaats in het lichaam die wordt bestraald, kunnen bijwerkingen ontstaan. De meeste patiënten hebben last van moeheid, slikklachten, misselijkheid en gebrek aan eetlust. De plaatselijke bijwerkingen op de huid zijn roodheid en pijn zoals na te lang zonnebaden.

Chemotherapie
Medicijnen die de celgroei kunnen stoppen, spelen een belangrijke rol bij de behandeling van kanker. Men spreekt dan van chemotherapie. Enkele vormen van kanker kunnen zelfs volledig genezen met medicijnen. Leukemie bij kinderen, de ziekte van Hodgkin en zaadbalkanker worden in veel gevallen uitsluitend met medicijnen behandeld, en meestal met veel succes. De behandeling met medicijnen is dan echt genezend ofwel curatief. Bij andere kankersoorten daarentegen, zoals maagkanker en alvleesklierkanker, is de waarde van medicijnen die de celgroei stoppen, zeer beperkt. Medicijnen kunnen ook een aanvullende werking hebben; ze worden dan vóór of na een operatie en/of bestraling gebruikt. Dit heet adjuvante therapie, meestal bedoeld om te voorkomen dat later nog uitzaaiingen zullen optreden. Verder worden medicijnen gegeven om de klachten die het gevolg zijn van kanker te verlichten. Men noemt dit palliatieve therapie. Daarbij gaat het vaak om de bestrijding van pijn (zie ook pijn bij kanker in deze sectie 'Kanker'), misselijkheid en braken (in het onderdeel 'Maagaandoeningen' in de sectie 'Spijsvertering & Lever') of jeuk (in het onderdeel 'Jeuk' in de sectie 'Huidaandoeningen').

Warmtebehandeling
Een nieuwe vorm van behandeling, die voor een deel nog experimenteel is, is de warmtebehandeling of hyperthermie. Al vrij lang is bekend dat bepaalde kankercellen slechter bestand zijn tegen een temperatuur van 40 tot 45 oC dan gezonde cellen. Sommige tumoren worden tegenwoordig dan ook met warmte behandeld, meestal in combinatie met bestraling. De temperatuur wordt plaatselijk verhoogd met behulp van microgolven uit een soort magnetron. Deze combinatie wordt bijvoorbeeld met succes toegepast bij de behandeling van bepaalde huidtumoren en bij uitzaaiingen in het littekengebied na een borstamputatie. Ook bepaalde vormen van endeldarmkanker, blaaskanker en baarmoederhalskanker kunnen op deze manier worden behandeld.

Stamceltransplantatie
Bij steeds meer kankerpatiënten worden zogenoemde stamcellen getransplanteerd. Stamcellen zijn de voorlopers van onder meer bloedcellen en zijn afkomstig uit het beenmerg. Door de zware behandeling met radiotherapie of chemotherapie is de schade aan het beenmerg vaak zo groot dat het zich niet of zeer langzaam herstelt. Dit heeft een grote invloed op de aanmaak van nieuwe bloedcellen, met als grootste probleem dat het aantal witte bloedcellen kleiner wordt. Daardoor vermindert de afweer van het lichaam en wordt men vatbaarder voor allerlei infecties. Transplantatie van stamcellen kan dan uitkomst bieden. Gezonde, goed functionerende stamcellen nemen dan de plaats in van de beschadigde stamcellen, waardoor de aanmaak van nieuwe bloedcellen in het beenmerg is gewaarborgd. De nieuwe stamcellen kunnen afkomstig zijn van een donor (allogene transplantatie) of van de patiënt zelf (autologe transplantatie). In het laatste geval zijn de stamcellen afgenomen voordat de kankerbehandeling van start ging. Meestal duurt het twaalf tot veertien dagen voordat de stamcellen ‘aanslaan’ en de verminderde afweer zich herstelt. Stamceltransplantatie wordt tegenwoordig toegepast bij enkele vormen van leukemie en lymfeklierkanker, maar ook bij bepaalde stadia van borstkanker, nierkanker en zaadbalkanker.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    http://kwf.nl (KWF Kankerbestrijding)
    https://www.kanker.nl (Bibliotheek KWF Kankerbestrijding)
    http://www.iknl.nl (Integraal Kankercentrum Nederland)

Terug