In tegenstelling tot de reumatische aandoeningen die hiervoor besproken zijn, gaat het bij artrose (arthrosis deformans of osteoartrose) niet om ontstekingsachtige gewrichtsziekten, maar om een degeneratieve aandoening van gewrichten. Men zou artrose ook een vorm van slijtage kunnen noemen, omdat het optreden verband houdt met de leeftijd en met de aard van de werkzaamheden die men in de loop van het leven heeft verricht. Artrose is de meest voorkomende gewrichtsaandoening bij ouderen; vaak zijn het knie- en het heupgewricht aangetast. De aandoening begint met een aantasting van het gewrichtskraakbeen, die zich later uitbreidt naar de aangrenzende botlaag en de zachtere weefsels eromheen. Dit alles leidt tot functievermindering van het gewricht en soms ook tot vormverandering, maar vooral tot pijn. Men heeft vooral pijn bij bewegen en belasten, in het bijzonder na rust en aan het einde van de dag. Vaak heeft men ook last van een kortdurende startstijfheid. Bij een soortgelijke afwijking van de wervels en de tussenwervelschijven spreekt men van spondylosis deformans. Bij de behandeling wordt geprobeerd de oorzaken (voor zover bekend) zo veel mogelijk uit te schakelen. De therapie bestaat uit vermindering van de belasting door af te vallen (als men te zwaar is), gedoseerde rust en beweging, oefentherapie en toediening van warmte. Soms komt orthopedische chirurgie in aanmerking, waarbij vervanging van een heup- of kniegewricht door een kunstgewricht tegenwoordig zeer goed mogelijk is. De gewrichtsvervanging is gewoonlijk zeer succesvol, waardoor de bewegingen en de functie van het gewricht vrijwel altijd worden verbeterd en de pijn sterk afneemt. De behandeling met medicijnen bestaat voornamelijk uit het gebruik van pijnstillers. In eerste instantie wordt altijd met paracetamol (merkloos, Panadol®, Pinex®) gestart, omdat dit middel vaak effectief is en erg weinig bijwerkingen kent. Toch worden vaak ook ontstekingsremmende pijnstillers van het type NSAID’s gebruikt als blijkt dat paracetamol niet (meer) zo werkzaam is. Diclofenac (merkloos, Cataflam®, Voltaren®), ibuprofen (merkloos, Advil®, Brufen®, Nurofen®, Sarixell®, Spidifen®, Zafen®) en naproxen (merkloos, Aleve®) komen dan in aanmerking, maar ook acetylsalicylzuur (merkloos, Alka-Seltzer®, Aspirine®, Aspro®) en zijn calciumzout carbasalaatcalcium (merkloos, Ascal®). Voor meer informatie over dit type pijnstillers wordt verwezen naar kleine pijnstillers & NSAID's in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn & Pijnbestrijding'. De bijwerkingen van deze NSAID’s zijn niet gering; het gaat vooral om maag-darmproblemen. Misselijkheid en maagpijn (zuurbranden) komen vaak voor. Ook kunnen maag-darmzweren ontstaan, en soms zelfs maagperforaties en maagbloedingen, vooral bij ouderen (vanaf 60 jaar). De kans op deze nare bijwerkingen kan verminderd worden door de pijnstiller te combineren met misoprostol (Cytotec®). Dit is een middel dat het maag(-darm)slijmvlies beschermt tegen de inwerking van maagzuur (zie ook maagzuurremmers in het onderdeel 'Maagaandoeningen' in de sectie 'Spijsvertering & Lever'). Misoprostol veroorzaakt echter vaak diarree. De combinatie van NSAID's met een bepaald type maagzuurremmer (in dit geval een zogenaamde protonpompremmer), omeprazol (merkloos, Losec®, Losecosan®, Omecat®), heeft dan echter de voorkeur, omdat maagzuurremmers vrijwel geen bijwerkingen hebben. Een andere mogelijkheid is het gebruik van een zogeheten COX-2-remmer (in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn & Pijnbestrijding'). Deze middelen - die in principe dezelfde pijnstillende en ontstekingsremmende werking hebben als de NSAID's - zouden eveneens de kans op maag-darmproblemen verminderen. Het slikken van Celecoxib (merkloos, Celebrex®) of etoricoxib (merkloos, Arcoxia®) is dan een optie.
Lokale behandeling
DERMALE NSAID's
(voor op de huid)
Lokale injecties De resultaten van deze injecties zijn nogal eens wisselend. Volgens deskundigen heeft dat te maken met het feit of er al dan niet ontstekingsverschijnselen aanwezig zijn in het door artrose aangetaste gewricht. Gaat het om uitsluitend slijtage zonder ontstekingsverschijnselen dan is de kans vrij klein dat een lokale corticosteroïdinjectie werkzaam is. Indien vermindering van de klachten optreedt, kan deze verbetering weken tot enkele maanden aanhouden na één enkele injectie. Een andere optie is het plaatselijk injecteren van hyaluronzuur. Dit is
een stof die van nature voorkomt in bindweefsel en andere weefsels van het
lichaam en is hoofdbestanddeel van de gewrichtsvloeistof (synovia), waar
het als smeermiddel werkt bij alle bewegingen van het gewricht. Door de
hoogmoleculaire structuur is hyaluronzuur viskeus genoeg om niet uit het
gewricht geperst te worden. Aldus verricht het een stootkussenfunctie in het
gewricht. Sinds 1990 worden hyaluronzuurpreparaten (o.a. Fermathron®,
Ostenil®) in artrotische
gewrichten geïnjecteerd met name in versleten kniegewrichten. Het wordt
doorgaans eenmaal per week toegediend gedurende minstens drie weken.
Gewrichtspijn en stijfheid, die één tot twee dagen kunnen aanhouden, zijn vaak
gehoorde bijwerkingen na de injectie. Sommige studies vermelden pijnvermindering
en functieverbetering bij maar liefst 75% van de patiënten die ermee behandeld
zijn, terwijl het gunstige effect gedurende 2 à 3 maanden merkbaar is.
In alternatieve kringen wordt glucosamine al heel lang als een remedie beschouwd bij artrose. Tot voor kort ontbraken echter harde, klinische bewijzen dat glucosamine echt effectief is. Uit de resultaten van een Belgisch onderzoek (in 2001 gepubliceerd in het toonaangevende medische vakblad The Lancet), dat aan alle toenmalige criteria voldeed, zou blijken dat glucosamine het leed van veel artrosepatiënten wel eens wat zou kunnen verzachten. Glucosamine is een lichaamseigen stof – een aminosuiker – die een rol speelt bij de opbouw en instandhouding van kraakbeen. Kraakbeen is samengesteld uit eiwitten (collageen) en mucopolysachariden (chondroïtine) die opgebouwd zijn uit lange ketens (polymeren) van N-acetylglucosamine. Samen vormen ze de proteoglycanen. Bij artrose degenereren deze proteoglycanen door zwelling, weglekken en een verhoogde afbraak en/of een veranderde opbouw. Uit het Belgische onderzoek, waarin ruim tweehonderd patiënten van 50 jaar en ouder met artrose van de knieën gedurende drie jaar werden behandeld met glucosamine of een fopmiddel (placebo), bleek dat glucosamine andere, anatomisch zichtbare veranderingen van het kniegewricht voorkómt en de symptomen aanzienlijk vermindert. De bijwerkingen waren mild en verdwenen vanzelf. Een sluitende verklaring voor de werking is niet gevonden. Er zijn wat aanwijzingen dat een verhoogd aanbod van glucosamine de opbouw van proteoglycanen verhoogt, terwijl de afbraak wordt geremd, waardoor de aantasting van het kraakbeen wordt gestabiliseerd. Er zijn ook andere mechanismen geopperd, die weinig met het kraakbeenmetabolisme te maken hebben. Overigens wordt de therapeutische werking van glucosamine momenteel door diverse deskundigen in binnen- en buitenland zeer sterk betwijfeld, aangezien er na de Belgische studie diverse (betrouwbare) onderzoeken met veel meer artrosepatiënten (vele duizenden) zijn verricht, die geen enkel gunstig effect bij artrose hebben kunnen aantonen. Het Farmacotherapeutisch Kompas (de 'medicijnenbijbel' van de Nederlandse artsen en apothekers) adviseert dan ook dat '... indien na drie maanden behandeling geen vermindering van de pijn is opgetreden de behandeling dient te worden gestaakt'. In de Verenigde Staten gaat men een stapje verder. Daar mag glucosamine niet als geneesmiddel met een claim van werkzaamheid worden verkocht omdat die nooit is aangetoond. De Vereniging tegen de Kwakzalverij heeft herhaaldelijk gewezen op het onnut van glucosamine en beschouwt het gebruik ervan als kwakzalverij. Externe links: |