Hoewel lage-rugpijn niet altijd tot de reumatische aandoeningen wordt gerekend, wordt ze wel in deze paragraaf besproken, omdat de klachten met het bewegingsapparaat te maken hebben. Lage-rugpijn komt zeer vaak voor. Van de totale bevolking heeft 60 tot 90 procent ten minste één keer in het leven last van lage-rugpijn. Deze aandoening komt bij mannen en vrouwen even vaak voor, meestal tussen het vijfentwintigste en vijfenzestigste levensjaar. Lage-rugpijn heeft grote sociaal-economische gevolgen door ziekteverzuim, ziektekosten en uitkeringen in verband met ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Het vooruitzicht voor een patiënt met lage-rugpijn is meestal goed, omdat de pijn bijna altijd weer verdwijnt. De helft van de mensen met rugklachten herstelt binnen een week, en 95 procent binnen drie maanden. Daarna kan de rugpijn terugkomen, soms in minder ernstige vorm. Bij patiënten die vroeger vaak of langdurig rugpijn hadden, zal de rugpijn in het algemeen sneller en heviger terugkomen. Bij lage-rugpijn kan in 90 tot 95 procent van de gevallen geen duidelijke oorzaak worden aangewezen. Lichte afwijkingen in de stand van rug, benen of voeten en kleine structurele afwijkingen zijn geen verklaring voor lage-rugpijn. Men neemt aan dat deze onverklaarde rugpijn te maken heeft met overbelasting van structuren van de wervelkolom die gevoelig zijn voor pijn, zoals tussenwervelschijven, gewrichten, zenuwen en spieren. In een kleine minderheid van de gevallen is wél een duidelijke oorzaak aanwezig: spit, hernia, ischias, artrose van de wervels en de tussenwervelschijven (spondylosis deformans), zie ook artrose in de sectie 'Reumatische Aandoeningen' of de ziekte van Bechterew, in de sectie 'Reumatische Aandoeningen'. Ook kan er sprake zijn van een al dan niet aangeboren vernauwing (stenose) van het wervelkanaal in het lendegebied (ook wel lumbale wervelkanaalstenose of neurogene claudicatio genoemd). Spit, hernia of Ischias? Bij plotseling optredende lage-rugpijn kan men zich vrijwel niet bewegen. Het slachtoffer ligt in een dwangstand in bed en is doodsbenauwd dat hij zich moet verroeren. De kans is groot dat men te maken heeft met een acute spitaanval of met een acute hernia. De arts zal moeten uitmaken om welke aandoening het gaat, hetgeen in de eerste, acute fase niet gemakkelijk is. Spit (lumbago) is een plotseling optredende hevige pijn, met gedeeltelijke machteloosheid in het gebied van de lendenspieren. Dit ernstige ongemak ontstaat vaak na een onverwachte beweging (vertillen, verstappen), door afkoeling of vermoeidheid, maar kan ook spontaan optreden. De oorzaak is vaak niet duidelijk, maar wordt meestal gezocht in het spier- en bandapparaat, dat tijdelijk in een hevige kramptoestand verkeert. Anders dan bij een hernia, mag men na een aantal dagen – maximaal ongeveer één week – herstel verwachten. Massage en lokale toediening van warmte (infraroodlamp) kunnen verbetering geven, terwijl pijnstillers (ook de wat sterker werkende NSAID’s, zie ook kleine pijnstillers & NSAID's in het onderdeel 'Pijnstillers' in deze sectie 'Pijn & Pijnbestrijding') weinig effect hebben. Al vrij lang is bekend dat diazepam (merkloos, Stesolid®) soms wél helpt. Diazepam behoort tot de benzodiazepinen, medicijnen die van belang zijn als slaapmiddelen en als anxiolytica, middelen tegen angst en nervositeit (zie ook de onderdelen slaapstoornissen en angststoornissen in de sectie 'Hersenen & Zenuwstelsel'). Naast een kalmerende en angstonderdrukkende werking heeft diazepam ook een spierverslappende werking. Bij spit doorbreekt diazepam de met hevige pijn gepaard gaande spierkramp in het aangedane gebied. Een groot nadeel is dat de dosering hoger moet zijn dan bij de gebruikelijke toepassingen van diazepam. Daardoor wordt men suf en slaperig en is normaal functioneren nauwelijks nog mogelijk. In tegenstelling tot een acute spitaanval heeft een hernia (hernia nuclei pulposi) een duidelijke oorzaak. Het gaat om een uitstulping van de geleiachtige kern (nucleus pulposus) in een tussenwervelschijf van de wervelkolom. Daardoor ontstaat druk op bepaalde zenuwbanen, hetgeen kan leiden tot ernstige klachten, variërend van acute lage-rugpijn zoals bij spit, tot krachtverlies en verminderde reflexen in been en voet. Als de patiënt ook pijn heeft in de achterkant van het boven- en onderbeen, die doortrekt tot in de voet, spreekt men van ischias. Tegenwoordig spreekt men liever van het zogenaamde lumbosacraal radiculair syndroom, meestal afgekort tot LRS. Soortgelijke klachten kunnen ook optreden bij lumbale wervelkanaalstenose. Een andere mogelijke oorzaak van lage-rugpijn is artrose van de gewrichtjes tussen de wervels (de zogenoemde facetgewrichtjes); de aandoening wordt dan ook facetartrose genoemd. Anders dan bij spit of hernia ontstaat de pijn minder acuut. Afhankelijk van de ernst van de klachten (behalve rug- of nekpijn soms ook uitstralende pijn in benen en armen) kan een facetdenervatie worden uitgevoerd. Hierbij schakelt de anesthesioloog een kleine zenuw van het facetgewricht uit. Medicatie In veel gevallen gaat een hernia vanzelf over. Bij ernstige uitvalsverschijnselen wordt eerst bedrust (maximaal twee weken) voorgeschreven. De pijn kan worden bestreden met een eenvoudige pijnstiller als paracetamol (merkloos, Panadol®, Pinex®) of met wat sterker werkende, ontstekingsremmende pijnstillers van het type NSAID’s en COX-2-remmers (zie ook kleine pijnstillers & NSAID's in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn & Pijnbestrijding'), maar de kans op succes is vrij gering. Met de toevoeging van een zwakwerkende opiaat of opioïd (zie ook opiaten & opioïden in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn & Pijnbestrijding') zoals buprenorfine (merkloos, BuTrans®, Temgesic®, Transtec®), codeïne (merkloos) of tramadol (merkloos, Tramagetic®, Tramal®) aan paracetamol of een NSAID wordt een versterking van het pijnstillende effect verkregen. Vooral bij codeïne kan als bijwerking obstipatie ontstaan. Dit ongemak kan men bestrijden met het laxeermiddel lactulose (merkloos, Duphalac®, Laxeerdrank/siroop®) of lactitol (Importal®), zie ook laxeermiddelen in het onderdeel 'Darmaandoeningen' in de sectie 'Spijsvertering & Lever'). Net als bij andere vormen van neurogene pijn (= zenuwpijn) zijn bepaalde antidepressiva en anti-epileptica (in de onderdelen 'Depressieve Stoornissen' respectievelijk 'Epilepsie' in de sectie 'Hersenen & Zenuwstelsel') mogelijke alternatieven als blijkt dat de gebruikelijke pijnstilers niet voldoende werkzaam zijn, hetgeen vaak het geval is. Meestal start men met amitriptyline (merkloos), een zogenaamd tricyclisch antidepressivum. Als na enkele weken deze therapie onvoldoende effect heeft of teveel bijwerkingen (voor meer details zie bijwerkingen in het onderdeel 'Depressieve Stoornissen' in de sectie 'Hersenen & Zenuwstelsel') veroorzaakt en ook dat komt regelmatig voor, wordt vaak overwogen over te stappen op de anti-epileptica gabapentine (merkloos, Neurontin®) of pregabaline (merkloos, Lyrica®). Maar ook met deze middelen is succes beslist niet verzekerd. Sterker nog, in een onderzoek uit 2017 naar de werking van pregabaline bij 209 patiënten met ischias/radiculair syndroom bleek dat er na 8 weken behandeling geen verschil op te treden in pijnintensiteit tussen de patiënten die met pregabaline werden behandeld en de patiënten die met een placebo (fopmiddel) werden behandeld. Daarentegen werd wel een significant verschil gevonden in het aantal bijwerkingen: in de pregabaline-groep bijna twee keer zoveel. Meest voorkomende bijwerking van deze middelen zijn slaperigheid en duizeligheid. Als ook een dergelijke combinatie van pijnstillers te weinig soelaas biedt, kan overwogen worden een epidurale injectie (in en rond het ruggenmerg) met een corticosteroïdpreparaat te laten toedienen, meestal is dat methylprednisolon (Solu-Medrol®), zie ook bijnierschorshormonen in de sectie 'Hormonen & Stofwisseling'. Als er na verloop van tijd (enkele maanden) weinig verbetering is en de klachten ernstig blijven (uitvalsverschijnselen!), kan een operatie worden overwogen. Tijdens de operatie wordt de uitstulping die de druk op de zenuwen veroorzaakt, weggenomen. Deze zelfde aanpak wordt doorgaans ook toegepast als sprake is van lumbale wervelkanaalstenose.
Externe links: |