SEKS & voortplanting inleiding
De mens met al zijn kennis van de natuur zal zich wat de voortplanting betreft dus niet anders gedragen dan bijvoorbeeld een eencellige parasiet of een konijn! Hoe het ook zij, bij de voortplanting komen veel medisch-biologische zaken kijken, zoals geslachtsrijpheid, seksualiteit, bevruchting en vruchtbaarheid, zwangerschap, bevalling en geboorte enzovoort. In grote lijnen kan een en ander als volgt worden geschetst. De mannelijke teelballen (testes) produceren tijdens de geslachtsrijpe periode voortdurend zaadcellen (spermatozoa). Deze worden via de zaadleiders getransporteerd naar de zaadblaasjes. Tijdens de geslachtsgemeenschap (coďtus) worden de zaadcellen gemengd met vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat, die achter de blaas ligt. Dit mengsel wordt tijdens de zaadlozing (ejaculatie) met kracht uitgestoten, hoog in de schede (vagina) van de vrouw. De zaadcellen – per zaadlozing naar schatting ongeveer 400 miljoen zaadcellen – bewegen zich op eigen kracht in opwaartse richting naar de baarmoeder (uterus) en vandaaruit naar de eileiders. Bij een geslachtsrijpe vrouw vormen haar eierstokken (ovaria) in de loop van elke maandelijkse menstruatiecyclus een eicel, die in de eileider (tuba) terechtkomt. Zijn er zaadcellen in de eileider aanwezig, dan kan de eicel met een van de zaadcellen samensmelten. De bevruchting (conceptio) heeft dan plaatsgevonden. De bevruchte eicel wordt door samentrekkingen van de eileider naar de baarmoeder gedreven, waar ze zich in het slijmvlies nestelt en uitgroeit tot een embryo en later tot een foetus. Als geen bevruchting plaatsvindt, sterft de eicel af in de buikholte. In principe kan op z’n vroegst veertien dagen na de bevruchting worden vastgesteld of een vrouw zwanger is; in de praktijk meestal pas nadat de vrouw enige dagen ‘over tijd’ is. Direct aan het begin van de zwangerschap wordt namelijk een grote hoeveelheid van het hormoon HCG (humaan choriongonadotrofine) afgescheiden uit de moederkoek (placenta). De meeste zwangerschapstests zijn gebaseerd op het aantonen van dit hormoon in de urine van de zwangere vrouw. Tijdens de verdere ontwikkeling wordt de vrucht gevoed door de moederkoek die aan de baarmoeder is gehecht en zuurstof en voedsel aan het bloed van de moeder onttrekt. Deze essentiële bestanddelen worden via de bloedvaten van de navelstreng naar de vrucht getransporteerd. Na ongeveer veertig weken (negen maanden) zwangerschap is de vrucht voldragen. De productie van progesteron – het hormoon dat tijdens de zwangerschap in de moederkoek wordt gevormd en de zwangerschap in stand houdt – neemt af, waardoor de gevoeligheid van de baarmoederspier toeneemt. Onder invloed van een hormoon uit de hersenen – oxytocine – komen de eerste weeën op gang: de bevalling is begonnen. Door de steeds sterker wordende contracties, die ongeveer 45 seconden aanhouden en eerst met langere tussenpozen maar uiteindelijk om de drie minuten optreden, wordt eerst de baarmoedermond geopend (ontsluitingsweeën) en ten slotte het kind naar buiten gedreven (uitdrijvingsweeën). De geboorte van het kind is een feit. Ongeveer 20 minuten daarna wordt de moederkoek uitgestoten, ook wel nageboorte genoemd. In principe is het pasgeboren kind in de eerste levensmaanden voor de voeding afhankelijk van de moeder. Doordat het klierweefsel in de borsten (mammae) in de laatste maanden van de zwangerschap is gegroeid, kan de moeder het kind zogen. In deze sectie 'Seks & Voortplanting' worden díe facetten van de voortplanting belicht die door geneesmiddelen kunnen worden beďnvloed, zowel in positieve als in negatieve zin. |