Verslaving
Het begrip verslaving kan in onze cultuur zeer ruim worden opgevat.
Behalve met ‘drugs’ kan verslaving net zo makkelijk in verband worden
gebracht met bepaalde gewoonten zoals gokken of geld uitgeven, of met bepaalde
hartstochten als seks of autorijden. Kenmerkend voor elke vorm van verslaving is
het dwangmatig bezig zijn en de onweerstaanbare obsessie met een bepaalde
activiteit of gewoonte, waardoor andere – minstens zo belangrijke – activiteiten
in het gedrang komen of zelfs verwaarloosd worden. Met andere woorden: men wordt
de ‘slaaf’ van een gewoonte, activiteit of stof. Beperken we ons tot de
verslaving aan stoffen (of medicijnen), dan valt op dat ze zonder uitzondering
invloed hebben op de hersenen, en op de gemoedstoestand en de stemming. We
spreken dan van een psychotrope werking. Het gebruik van psychotrope stoffen is zo oud als de mensheid. Hallucinogenen – stoffen die waanvoorstellingen (hallucinaties) oproepen – uit paddestoelen en cactussen worden al eeuwen gebruikt door indianenvolken in Midden- en Zuid-Amerika tijdens hun religieuze rituelen. Het gebruik van opium uit de papaver was in de koloniale tijd ingeburgerd in grote delen van Zuidoost-Azië en China in alle lagen van de bevolking. Het werd niet alleen gebruikt als medicijn tegen hevige pijnen, maar vooral als genotmiddel. Soms werden de onderbetaalde plantagearbeiders zelfs betaald in de vorm van opium. De uitdrukking ‘opium voor het volk’ spreekt in dit verband boekdelen. Het kauwen van de bladeren van de cocaplant, met als werkzaam bestanddeel cocaïne, is sinds mensenheugenis gemeengoed bij de bewoners van het Andesgebied in Zuid-Amerika. Ze kunnen daardoor beter functioneren op grote hoogten, en het onderdrukt honger en kou en geeft energie. In het Midden-Oosten zijn delen of aftreksels van de hennepplant (cannabis, marihuana, hasjiesj) waarschijnlijk de oudst bekende genotmiddelen. De Grieken en Romeinen waren al lyrisch over de uitwerking ervan. In de Arabische cultuur is het een van de belangrijkste genotmiddelen gebleven. Deskundigen zijn het erover eens dat het ontstaan van een verslaving een zeer complexe zaak is. Tegenwoordig wordt een verslaving gezien als een psychiatrische aandoening, waarbij behalve de eigenschappen van het middel zelf nog enkele andere factoren een meer of minder belangrijke rol spelen, zoals:
Afhankelijkheid & gewenning Iemand is afhankelijk van een middel als het hem moeite kost het gebruik ervan te staken. Het gebruik van het middel is deel gaan uitmaken van het levenspatroon en door het onderbreken van het gebruik ontstaan onlustgevoelens. Soms gaat het om onschadelijke of weinig schadelijke producten, zoals koffie en thee. In andere gevallen gaat het om middelen die de gebruiker wel degelijk schade kunnen berokkenen. Men onderscheidt lichamelijke en psychische afhankelijkheid. Lichamelijke afhankelijkheid wordt gekenmerkt door het ontstaan van onthoudingsverschijnselen. Deze verschijnselen treden op wanneer de gebruiker het herhaalde, intensieve gebruik van het middel plotseling staakt. Ze kunnen dagen tot weken duren en zijn min of meer karakteristiek voor het type middel dat langdurig is gebruikt. Zo zijn de onthoudingsverschijnselen van opiaten/opioïden (morfine, heroïne, methadon) duidelijk anders dan die van alcohol of barbituraten (bepaalde slaapmiddelen). De onthoudingsverschijnselen verdwijnen als sneeuw voor de zon als het betreffende middel opnieuw wordt gebruikt. De psychische afhankelijkheid is waarschijnlijk de belangrijkste factor bij het ontstaan van een verslaving aan een middel. Men neemt aan dat middelen waarbij een dergelijke afhankelijkheid optreedt, op een of andere wijze voldoen aan een psychische behoefte. In sommige gevallen zijn er bij verslaafden (bijvoorbeeld bij alcoholisten) gemeenschappelijke psychische kenmerken aangetoond die blijkbaar deze afhankelijkheid bepalen. Onder invloed van een middel kan de persoonlijkheid veranderen waardoor de behoefte aan het middel versterkt kan worden. Dit laatste proces is mogelijk ten dele omkeerbaar na staken van het gebruik. Dat houdt in dat psychotherapie vrijwel altijd een belangrijk onderdeel is van de behandeling van mensen met een ernstige vorm van afhankelijkheid. Niet duidelijk is waarom de ene persoon zich aangetrokken voelt tot het ene middel en de andere tot een geheel ander type middel. Ook is niet duidelijk waarom in een groep mensen die ogenschijnlijk eenzelfde persoonlijkheidsstructuur hebben, sommigen hun heil zoeken in het gebruik van een bepaald middel (en daarvan afhankelijk kunnen worden) en anderen niet. Psychische afhankelijkheid uit zich vaak na onthouding van het middel, en wordt gekenmerkt door een onstilbaar en (zeer) sterk verlangen (in het Engels ‘craving’) naar het middel. In sommige gevallen leidt dit zelfs tot criminele handelingen om in het bezit te komen van het middel. In minder ernstige gevallen ontstaat er alleen een verlangen naar het middel, met verschijnselen als prikkelbaarheid en rusteloosheid. Sommige, maar niet alle verslavende middelen veroorzaken gewenning, ook wel tolerantie genoemd. De effecten nemen af na intensief gebruik van het middel en daardoor moet de dagelijkse hoeveelheid worden verhoogd om het oorspronkelijke effect (roes, euforie stemmingsverandering) te ervaren. De gewenning verdwijnt gewoonlijk snel nadat het gebruik van de stof is gestaakt; men is dan weer even gevoelig als vóór de gewenning. Een en ander kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Bijvoorbeeld wanneer iemand die zwaar verslaafd is aan heroïne en dagelijks hoge doseringen nodig heeft voor zijn gebruikelijke ‘kick’, door omstandigheden (ziekte, gevangenis) tijdelijk niet of zeer weinig gebruikt. Pakt hij na enige tijd zijn oude gewoonte weer op en gebruikt hij weer dezelfde hoge dosis heroïne, dan is zijn lichaam die (veel te hoge) dosis ontwend. Het resultaat is een acute vergiftiging (in het geval van heroïne ademremming) met een grote kans op overlijden. Lichamelijke afhankelijkheid, psychische afhankelijkheid en gewenning hoeven bij
het gebruik van een verslavende stof niet gelijktijdig voor te komen; ze kunnen
volstrekt onafhankelijk van elkaar optreden. Bij cocaïne ontstaat
bijvoorbeeld een sterke psychische afhankelijkheid, terwijl er geen sterke
gewenning optreedt. Drugs & genotmiddelen in kaart gebracht Sinds 1999 brengt de ‘Nationale Drug Monitor’ van het Trimbos Instituut elk jaar een rapport uit over het gebruik van drugs en andere ‘genotmiddelen’ (alcohol en tabak) in Nederland. Dit jaarbericht wordt door de overheid gebruikt om op dit gebied haar beleid uit te stippelen. Enkele feiten en ontwikkelingen uit het ‘Jaarbericht 2010’:
Opiumwet Het doel van de Opiumwet, die dateert uit 1919, is de internationale regelingen voor het inperken van het gebruik van opium en andere verdovende middelen te steunen. En wel zodanig dat deze middelen uitsluitend voor medische, veeartsenijkundige of wetenschappelijke doelen worden gebruikt. Daarnaast regelt deze wet de scherpe overheidscontrole op de handel in en productie van de in de wet genoemde middelen. Er bestaan twee lijsten met
middelen. Lijst I bevat alle van opium afgeleide stoffen (opiaten)
zoals morfine en heroïne, de synthetische opioïden
zoals methadon en
fentanyl
(zie ook
grote pijnstillers in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn
& Pijnbestrijding'), de wekaminen zoals amfetamine en de daaraan
verwante stoffen XTC en de zogenoemde ‘designer drugs’,
alsmede cocaïne. Dit zijn dus de ‘harddrugs’, stoffen
waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico inhoudt. Ook hallucinogene stoffen
als LSD en mescaline en enige sterk werkende slaapmiddelen
(methaqualon en het barbituraat secobarbital) zijn in Lijst
I vermeld. Voor de middelen in Lijst I gelden onverminderd alle bepalingen van de Opiumwet wat betreft de bereiding, het vervoer, de opslag, de verkoop en het gebruik. Bij overtreding van deze bepalingen is men uiteraard strafbaar. Op bepaalde punten gelden uitzonderingen voor de middelen van Lijst II. Overtredingen van de bepalingen die gelden voor de middelen van Lijst I (harddrugs) worden zwaarder bestraft dan overtredingen die middelen van Lijst II (softdrugs) betreffen. Het Openbaar Ministerie (OM) is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen in de Opiumwet. Het OM heeft richtlijnen opgesteld voor de opsporing en vervolging van overtredingen van de Opiumwet. De hoogste prioriteit heeft de in- en uitvoer van harddrugs. Opsporing en vervolging van het bezit van kleine hoeveelheden soft- en harddrugs voor eigen gebruik heeft de laagste prioriteit. Onder strikte voorwaarden kunnen bepaalde middelen van Lijst I voor medisch gebruik worden voorgeschreven. Het betreft enkele opiaten, zoals morfine of methadon. Het recept waarop deze middelen worden voorgeschreven, moet dan wel aan speciale eisen voldoen. De middelen van Lijst II – voorzover ze medisch van belang zijn – kunnen op een normaal recept worden uitgeschreven. Externe links: |