Terug

MEDICIJNEN  op  MAAT

 HomeAlgemeenZiektenMedicijnen

Hersenen  &  zenuwstelsel

DEPRESSIEVE  STOORNISSEN

INHOUD

 depressie  en  manie
 
Behandeling
   ▪ pillen én praten!
   ▪ elektroshocktherapie
   ▪ manische depressie
 
Antidepressiva
   ▪ werking
   ▪
lithium
   ▪
bijwerkingen
 Stoppen  met  antidepressiva
   ▪
taperingstrips


DEPRESSIE  en  MANIE

Terwijl verdriet en vreugde de voornaamste tegenpolen zijn in het leven van alledag, zijn depressie en manie (extreme uitgelatenheid) elkaars tegenpolen bij psychiatrische stemmingsstoornissen. In de psychiatrie is een depressie niet zomaar een neerslachtige bui, zoals iedereen die wel eens ervaart. Om aan te geven dat het om een zeer complex en ernstig ziektebeeld gaat, spreekt men dan ook bij voorkeur van vitale depressie. Een vitale depressie kan de volgende kenmerken hebben: somberheid, gebrek aan activiteit, slaapproblemen, vroeg ontwaken maar ’s morgens niet op gang komen, libidoverlies (geen zin in seks), vermijden van contacten met anderen en zelfverwaarlozing. Er zijn veel varianten bekend, zowel lichtere als ernstiger vormen. Veel patiënten die lijden aan een ernstige vorm van vitale depressie, plegen zelfmoord of doen pogingen daartoe.

Bij manische depressie zijn er naast perioden met ernstige depressie ook manische toestanden, waarbij enorme opgewektheid, zelfoverschatting, toegenomen spraak (in hoeveelheid, snelheid en volume), verminderde slaapbehoefte, hevige gemoedstoestanden en verhoogde lichamelijke en geestelijke activiteit voorkomen. Ook kunnen zich dan psychotische symptomen (waanideeën, hallucinaties, paranoia) voordoen. De patiënten hebben meestal weinig of geen ziektebesef. De kenmerken van de depressieve fase zijn tegengesteld: somberheid, verminderde interesse, gevoelens van waardeloosheid, piekeren over schuld (schuldwanen), inactiviteit, geremde geestelijke activiteit, concentratieproblemen, verstoorde slaap, vermoeidheid en doodsgedachten. In plaats van manische depressie spreekt men tegenwoordig meestal van een bipolaire stoornis, om onderscheid te maken met een unipolaire stoornis, zoals een chronische depressie waarbij de stemmingsuitersten van een manische depressie niet voorkomen.

Na angst is depressie de meest voorkomende psychiatrische stoornis. Men schat dat minstens 6 procent (ongeveer 1 miljoen mensen) van de algemene bevolking een depressie heeft; 15 procent van alle mensen zou op enig moment in hun leven gedurende enige tijd een depressieve episode doormaken. Een depressie komt voor in alle leeftijdsgroepen; de piek ligt rond de leeftijd van 30 jaar. Bij vrouwen komen twee keer zoveel depressies voor als bij mannen. Een bipolaire stoornis (manische depressie) komt veel minder voor, naar schatting 0,6% (ongeveer 100.000 mensen) van de Nederlandse bevolking. In tegenstelling tot depressie komen bipolaire stoornissen even vaak bij mannen als bij vrouwen voor.

Wat er precies mis is in de hersenen van een depressieve patiënt, is nog niet geheel duidelijk. Volgens sommigen gaat het om een verstoorde balans tussen geestelijke draagkracht en mentale belasting waarmee men ongewild te maken krijgt. Door aanleg slaat deze balans bij sommige mensen eerder door dan bij anderen. Soms is er een directe aanleiding: een plotselinge dramatische gebeurtenis, zoals het verlies van een dierbare vriend of partner. Stresssituaties op het werk kunnen een periode van depressie veroorzaken, maar ook gezondheidsproblemen en niet te vergeten alcoholproblemen. Depressies kunnen echter ook zonder een directe aanleiding ontstaan. Vroeger sprak men dan van een endogene depressie.

Volgens de huidige ideeën is een depressie het gevolg van een tekort aan bepaalde neurotransmitters in de hersenen. Het gaat dan vooral om de neurotransmitters (boodschapperstoffen in de hersenen en het zenuwstelsel) noradrenaline en serotonine in de hersengebieden die betrokken zijn bij emotionele processen, zoals het limbische systeem en de hypothalamus. Hoe deze tekorten ontstaan, is volstrekt onbekend.

Behandeling

Pillen  én  praten!
Zonder behandeling ziet men binnen zes tot twaalf maanden een spontaan herstel bij ongeveer 80 procent van de patiënten met een depressie. Na het herstel doet zich bij ongeveer de helft van de patiënten binnen een jaar een terugval voor. De kans op een zeer langdurige depressieve periode neemt toe naarmate iemand meer depressieve fasen heeft doorgemaakt, waarbij de depressievrije perioden steeds korter worden.

Naar schatting heeft 60 tot 70 procent van de patiënten met een ernstige (vitale) depressie baat bij behandeling met antidepressiva, ongeacht het type, uitgaande van een juiste diagnose en een correcte dosering. Als een antidepressivum van een bepaald type niet werkzaam is, kan een ander type worden geprobeerd, met wederom 60 tot 70 procent kans op succes. Bij een milde depressie hebben antidepressiva nauwelijks enige waarde - in gecontroleerd onderzoek is gebleken dat ze dan nauwelijks werkzamer zijn dan een placebo (fopmiddel) - en kan worden volstaan met begeleiding of met psychotherapie. De kans op succes van antidepressieve medicatie is bij ernstiger depressies veel groter. In die gevallen blijkt een combinatie van intensieve begeleiding of psychotherapie en het gebruik van een antidepressivum – pillen én praten dus – de beste resultaten te geven.


Sigmund (Peter de Wit; bron: Volkskrant, 2018)

Elektroshocktherapie
Bij zeer ernstige depressies – vooral wanneer de patiënt psychotische symptomen vertoont, dreigt zelfmoord te plegen of weigert te eten of te drinken – kan worden overwogen elektroshocktherapie (ECT) toe te passen. Deze therapie was in Nederland lang taboe vanwege de nare taferelen die zich vroeger tijdens zo’n behandeling afspeelden en die onder meer bekend zijn geworden door de aangrijpende film 'One flew over the cuckoo’s nest' uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toch is deze therapie zeer effectief en wordt de depressie snel verlicht. De huidige vorm van ECT is veel minder belastend voor de patiënt dan vroeger. De patiënt wordt gedurende korte tijd onder algehele anesthesie (narcose) gebracht, waarna via op het hoofd geplaatste elektroden een stroomstootje wordt toegediend, waardoor een soort epileptische aanval in de hersenen ontstaat. De stroomstoot is vergelijkbaar met de kracht die nodig is om een fietslampje te laten branden. Gemiddeld is een tiental van deze sessies nodig. Hoe de depressie wordt verlicht door zo’n epileptische aanval, is onbekend. De snelheid waarmee ECT effectief is, kan levens redden.

Een nieuwe medische techniek kan wellicht een aanvulling vormen op de bestaande behandelingsvormen voor depressie. Het gaat om een methode waarbij een spoel op de schedel wordt geplaatst om activiteit in de hersenen te stimuleren. Uit dubbelblind onderzoek blijkt dat deze transcraniële magnetische stimulatie (TMS) gunstige effecten heeft bij mensen die lijden aan een depressie en bij wie medicatie niet heeft geholpen. Dat zijn hoopgevende resultaten, die aanleiding geven tot verder onderzoek.

Manische  depressie

Veel patiënten hebben steeds opnieuw last van een manische depressie. De perioden met afwisselend manie en depressie volgen elkaar op zonder dat ze worden afgewisseld door een periode met een normale stemming. De manische fase wordt doorgaans behandeld met lithiumzouten, terwijl de depressieve fase wordt behandeld met antidepressiva. Bij deze laatste middelen kunnen méér stemmingswisselingen ontstaan, waardoor ze niet vaak gebruikt kunnen worden. Psychotherapie wordt meestal alleen gegeven om de patiënten te helpen bij de medicatie en hun gedrag in banen te leiden. Groepstherapie kan nuttig zijn om de partner of de familieleden te helpen de aandoening te begrijpen en er beter mee om te gaan. Lichttherapie wordt wel eens gepropageerd bij patiënten met een milde vorm van manische depressie bij wie de depressieve fase seizoensgebonden is (meestal in de herfst of winter) en de milde manische fasen vooral in de lente en/of zomer voorkomen. Bij lichttherapie wordt de patiënt in een gesloten ruimte geplaatst die intensief verlicht is met kunstlicht.

Antidepressiva

Antidepressiva zijn medicijnen die de stemming en andere verschijnselen van depressie kunnen verbeteren. Op grond van hun chemische structuur en hun(bij)werking(en) (zie hieronder) worden ze verdeeld in vier groepen:

  • TCA's: tricyclische antidepressiva (dit vanwege hun zogenoemde tricyclische chemische structuur), in feite zijn dit de (klassieke) antidepressiva van de eerste generatie; tot deze antidepressiva behoren onder meer amitriptyline (merkloos), clomipramine (merkloos), dosulepine (Prothiaden®), doxepine (Sinequan®), imipramine (merkloos), maprotiline (merkloos) en nortriptyline (merkloos, Nortrilen®). Het allereerste werkzame middel uit deze groep - imipramine - stamt al uit 1958.

  • SSRI's, antidepressiva van de tweede en derde generatie. De afkorting SSRI is letterlijk afkomstig van de Engelse groepsnaam: Selective Serotonin Reuptake Inhibitor oftewel 'selectieve serotonine heropname remmers'. Citalopram (merkloos, Cipramil®), duloxetine (merkloos, Cymbalta®, Xeristar®), escitalopram (merkloos, Lexapro®), fluoxetine (merkloos, Prozac®), fluvoxamine (merkloos, Fevarin®), paroxetine (merkloos, Seroxat®), sertraline (merkloos, Zoloft®) en venlafaxine (merkloos, Efexor®) behoren tot deze groep van antidepressiva.

  • MAO-remmers. In Nederland zijn twee MAO-remmers (MAO staat voor het enzym mono-amino-oxidase, zie hierna) officieel geregistreerd, namelijk moclobemide (merkloos, Aurorix®) en tranylcypromine (Tracydal®).

  • Overigen. Deze stoffen onderscheiden zich in chemisch en farmacologisch opzicht van de bovengenoemde groepen antidepressiva. Het gaat om agomelatine (Valdoxan®), bupropion (merkloos, Wellbutrin XR®, Zyban®), mianserine (merkloos), mirtazapine (merkloos, Remeron®), trazodon (merkloos, Trazolan®) en vortioxetine (Brintellix®).

De laatste decennia kwamen er aanwijzingen dat sint-janskruid (Hypericum perforatum) enigszins werkzaam is bij lichte tot matige vormen van depressie. Tot voor kort waren sint-janskruidpreparaten verkrijgbaar als voedingssupplement, dus zonder recept bij apotheek of drogist. Sinds 2008 is een preparaat in Nederland officieel als geneesmiddel geregistreerd onder de naam hypericum (Laif®). Buiten de apotheek zijn er talloze producten in de handel met sint-janskruid als extract of als gedroogd kruid, in capsules, dragees, tabletten, druppels en kruidenthee. Bij deze producten die onder diverse exotische namen verkrijgbaar zijn, is niet altijd even duidelijk hoeveel werkzame stof (o.a. hypericine) aanwezig is.


 

Werking
Antidepressiva
beïnvloeden de werking van de neurotransmitters (signaalstoffen), die betrokken zijn bij emotionele processen in de hersenen. Het gaat daarbij vooral om de neurotransmitters noradrenaline, serotonine en in geringere mate dopamine. Ze zijn vooral werkzaam bij depressies met vitale kenmerken (sombere stemming, slaapstoornissen, verlies van interesse en plezier, agitatie en anorexie). De tricyclische antidepressiva (TCA's) beïnvloeden zowel de werking van noradrenaline als van serotonine; ze lijken het effectiefst te zijn bij de indicatie vitale depressie met psychotische verschijnselen.

De antidepressiva van de tweede en derde generatie, de SSRI's, beïnvloeden vooral de signaaloverdracht van serotonine. In het algemeen geldt dat stoffen met een overwegend noradrenerge werking antidepressief en activerend zijn, terwijl stoffen met een overwegend serotonerge werking ook antidepressief zijn, maar daarnaast een uitgesproken angstonderdrukkende werking hebben. Vooral indien angst een rol speelt als bijkomend symptoom van een depressieve stoornis, is het zinvol een SSRI of het TCA clomipramine te gebruiken (zie ook stroomdiagram).

MAO-remmers werken anders: ze remmen het enzym mono-amino-oxidase (MAO) en remmen daarmee de afbraak van onder andere noradrenaline, serotonine en dopamine. Hierdoor is méér neurotransmitter beschikbaar om hersencellen te stimuleren. Het werkingsmechanisme van sint-janskruid is niet precies bekend, maar berust mogelijk op beïnvloeding van het serotonerge systeem in de hersenen. Ook heeft het enige MAO-remmende werking De werking van de overige antidepressiva is divers of niet geheel bekend.


 Stroomdiagram bij de behandeling van depressieve stoornissen.

Zoals gezegd, heeft naar schatting 60 tot 70 procent van de patiënten met een (vitale) depressie baat bij een behandeling met antidepressiva, ongeacht het type. Als een antidepressivum van een bepaald type niet werkzaam is, kan een ander type worden geprobeerd. Het antidepressieve effect komt in het algemeen pas in de loop van twee tot vier weken na het begin van de behandeling tot uiting; bij ouderen soms pas na zes weken. Als de depressie is verdwenen, wordt de behandeling meestal nog zes tot negen maanden voortgezet. Er zijn overigens sterke aanwijzingen dat bij iemand die minstens een jaar medicijnen gebruikt, de kans op een nieuwe depressie een stuk kleiner is dan bij iemand die geen medicatie heeft gebruikt en spontaan is opgeknapt. Hoewel ook medicatie gedurende vele jaren wordt gepropageerd, staat niet vast of dit voordelen biedt boven kortere medicatieperioden.

Bij lichtere vormen van depressie heeft psychotherapie de voorkeur. Er is een tendens om ook bij lichtere vormen van depressie antidepressiva voor te schrijven, maar daarbij kunnen hele grote vraagtekens worden geplaatst. Met name fluoxetine (merkloos, Prozac®) is bekend geworden als een middel tegen vele andere aandoeningen dan depressie, zoals onzekerheid, menstruatieklachten, eetproblemen, alcoholproblemen enzovoort. Bupropion (merkloos, Wellbutrin XR®, Zyban®) is vooral bekend geworden tegen nicotineverslaving als (hulp)middel bij het stoppen met roken.

0verzicht  Antidepressiva

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
tricyclische  antidepressiva  (TCA's)
amitriptyline

clomipramine

dosulepine

doxepine

imipramine

maprotiline

nortriptyline

merkloos

merkloos

Prothiaden®

Sinequan®

merkloos

merkloos

Nortrilen®

 tablet: 10, 25 en 50 mg
 
 tablet (mga*): 10, 25 en 75 mg
 
 capsule: 25 mg; dragee: 75 mg

 
 capsule: 10, 25 en 50 mg
 

 dragee, tablet: 10 en 25 mg

 
 tablet: 25, 50 en 75 mg
 
 tablet: 10, 25 en 50 mg
Selectieve  Serotonine  heropname  remmers  (SSRI's)
citalopram


duloxetine


escitalopram


fluoxetine

fluvoxamine

paroxetine


sertraline


venlafaxine
 

merkloos, Cipramil®


merkloos, Cymbalta®
Xeristar®

merkloos, Lexapro®


merkloos, Prozac®

merkloos, Fevarin®

merkloos, Seroxat®


merkloos, Zoloft®


merkloos, Efexor®

 druppelvloeistof: 40 mg/ml
 tablet: 10, 20, 30 en 40 mg
 
 capsule: 30 en 60 mg
 

 druppelvloeistof: 20 mg/ml
 tablet: 5, 10, 15 en 20 mg
 
 capsule, tablet: 20 mg
 
 tablet: 50 en 100 mg
 
 suspensie: 2 mg/ml
 tablet: 10, 20, 30 en 40 mg
 
 drank: 20 mg/ml
 
tablet: 50 en 100 mg
 
 capsule mga*: 37½-225 mg
 tablet mga*: 225 mg
MAO-remmers
moclobemide

tranylcypromine

merkloos, Aurorix®

Tracydal®

 tablet: 150 en 300 mg

 tablet: 20 mg
Overige  middelen
agomelatine

bupropion


hypericum
   (sint-janskruid)

mianserine

mirtazapine


trazodon

vortioxetine
 

Valdoxan®

merkloos
Wellbutrin XR®, Zyban®

Laif®


merkloos

merkloos, Remeron®


merkloos, Trazolan®

Brintellix®
 

 tablet: 25 mg
 
 tablet mga*: 150 en 300 mg
 

 tablet: 300 en 900 mg


 tablet: 10 en 30 mg
 
 drank: 15 mg/ml
 (smelt)tablet: 15, 30 en 45 mg
 
 tablet: 50 en 100 mg
 
 tablet: 5, 10, 15 en 20 mg
 druppelvloeistof: 20 mg/ml

mga* = met gereguleerde afgifte


Lithium
Vanaf de jaren vijftig in de vorige eeuw wordt bij patiënten met een bipolaire stoornis (manische depressie) lithium (merkloos, Camcolit®, Lithiumcarbonaat FNA, Priadel®) toegepast. Het vermindert de frequentie en verzwakt de intensiteit en de duur van zowel de manische als de depressieve fase van de bipolaire stoornis. Uit gecontroleerde onderzoeken komt een preventief effect van 70-80% naar voren. Dat de effectiviteit van lithium in de praktijk tegenvalt, wijt men mede aan het gebrek aan therapietrouw. Het exacte werkingsmechanisme in de hersenen is nog vrijwel onbekend. Omdat lithium een mineraal is met eigenschappen die sterk op die van natrium en kalium lijken – natrium en kalium spelen een belangrijke rol bij de prikkelgeleiding van zenuwcellen en zenuwbanen – wordt verondersteld dat lithium het transport van deze mineralen tijdens de prikkelgeleiding in de hersenen beïnvloedt.

Lithium heeft geen effect op de normale stemming, maar vermindert alleen bij patiënten met een bipolaire stoornis de neiging tot stemmingswisselingen. Verder zijn er aanwijzingen dat lithium het risico van suïcide (zelfdoding) verkleint. Bij de bipolaire stoornis is lithium effectiever ter preventie van manische dan van depressieve symptomen. De werking treedt langzaam in: het antimanische effect is pas na 5-7 dagen te verwachten. Na 10-21 dagen behandeling met lithium is bij 60-80% van de patiënten de manische fase gecoupeerd. Voorafgaand aan de lithium-therapie dient altijd uitvoerig onderzoek van de nierfunctie en de schildklierfunctie te worden verricht. Tijdens de behandeling moet ook altijd de lithium-concentratie in het bloed worden gecontroleerd. Dit kan middels een bloed- of speekselmonster, dat op een vasttijdstip moet worden afgenomen en wel 12 uur na de laatste inname. Bij een te hoge concentratie in het bloed kunnen vervelende bijwerkingen (braken, diarree, extreme moeheid, duizeligheid, hoofdpijn en tremoren) ontstaan, terwijl een te lage concentratie vrijwel onwerkzaam is. Bij een therapeutische bloedconcentratie kunnen sommige patiënten reeds ernstige  bijwerkingen vertonen, terwijl anderen nog géén therapeutisch effect ondervinden. Bij een extreem hoge lithium-concentratie kunnen epileptische aanvallen ontstaan en zelfs coma. Als een patiënt plotseling stopt met het innemen van lithium, is de kans zeer groot dat de manieën binnen twee tot drie weken weer onverminderd terugkomen.

Indien lithium tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap wordt gebruikt, bestaat er een groter risico op het ontstaan van aangeboren hartafwijkingen bij het kind; lithium behoort tot de zogeheten teratogene geneesmiddelen (zie ook het onderdeel 'Zwangerschap' in de sectie 'Seks & Voortplanting').
Als lithium niet goed wordt verdragen of onvoldoende effect heeft, zijn de volgende anti-epileptica werkzame alternatieven: carbamazepine (merkloos, Tegretol®) of valproïnezuur (merkloos, Depakine®, Natriumvalproaat, Orfiril®, Valproïnezuur FNA) (zie ook anti-epileptica in het onderdeel 'Epilepsie' in deze sectie 'Hersenen & Zenuwstelsel').
Bij ernstige manie die met lichamelijke hyperactiviteit en psychotische symptomen gepaard gaat, hebben antipsychotica meestal de voorkeur. Deze zijn bij deze gevallen werkzamer gebleken dan lithium. Zowel klassieke als atypische antipschotica kunnen daarbij toegepast worden (zie ook antipsychotica in het onderdeel 'Psychotische Stoornissen' in deze sectie 'Hersenen &  Zenuwstelsel'). Binnen de antipsychotica zijn er onvoldoende onderzoekgegevens om aan een van die middelen een voorkeur te geven.

0verzicht  medicatie  bij  bipolaire  stoornissen

stofnaam

merknaam®

 toedieningsvorm: sterkte
lithium

 

merkloos, Camcolit®
Lithiumcarbonaat FNA
Priadel®

 capsule: 100-300 mg
 tablet (mga*): 200-400 mg

 
Anti-epileptica
carbamazepine


valproïnezuur




 

merkloos, Tegretol®


merkloos
, Depakine®
Natriumvalproaat,
 Orfiril®
Valproïnezuur FNA


 

 suspensie: 20 mg/ml
 tablet (mga*): 100-400 mg
 
 capsule (mga*): 150-600 mg
 
drank, stroop: 40 en 60 mg/ml
 
druppelvloeistof: 300 mg/ml
 
granulaat mga*: 100-1000 mg
 tablet (mga*): 150-600 mg
 zetpil: 250 en 500 mg
mga* = met gereguleerde afgifte


Bijwerkingen

Tussen de diverse groepen antidepressiva bestaan flinke verschillen wat betreft de bijwerkingen. Bij de klassieke, tricyclische antidepressiva ziet men vooral effecten die te maken hebben met remming van het autonome zenuwstelsel. Een droge mond, wazig zien, obstipatie, plasproblemen, hartkloppingen komen dan ook regelmatig voor. Vooral ouderen zijn hier gevoelig voor. Ook de kans op verwardheid, concentratiestoornissen en lage bloeddruk bij opstaan (orthostatische hypotensie) is bij ouderen groter. Overdosering van deze antidepressiva kan fatale gevolgen hebben, vooral bij ouderen. In verband met eventuele zelfdodingpogingen met deze middelen, moeten depressieve patiënten vooral in het begin van de behandeling intensief worden begeleid.

Bij de antidepressiva van de tweede en derde generatie, de SSRI's, komen regelmatig maag-darmklachten voor, zoals misselijkheid en diarree, vooral in het begin van de behandeling. Verder kunnen optreden: hoofdpijn, slapeloosheid, gespannenheid en in mindere mate huidreacties. De kans op een fatale overdosering is bij deze middelen wat kleiner dan bij de tricyclische antidepressiva. Seksuele stoornissen, zoals libidoverlies (minder zin in seks) of impotentie, kunnen bij alle typen antidepressiva voorkomen. Toch moet men zich realiseren dat deze stoornissen niet altijd het gevolg zijn van het gebruik van antidepressiva. Vaak is libidoverlies of impotentie een symptoom van depressie.

Behandeling met antidepressiva leidt tot een langdurig hoger risico op gewichtstoename. In principe kunnen vrijwel alle antidepressiva het lichaamsgewicht beïnvloeden: zowel een toename als een afname van het lichaamsgewicht is mogelijk. De kans op toename van het lichaamsgewicht is het grootst in het tweede en derde jaar van de behandeling. Gewichtstoename als bijwerking is bij alle tricyclische antidepressiva beschreven. Bij de SSRI's ligt dat anders: ongeveer de helft van de middelen kan een gewichtstoename veroorzaken. Agomelatine (Valdoxan®) en moclobemide (merkloos, Aurorix®) zijn de enige, in Nederland geregistreerde antidepressiva die geen gedocumenteerde invloed hebben op het lichaamsgewicht. Het gebruik van bupropion (merkloos, Wellbutrin XR®, Zyban®) en fluoxetine (merkloos, Prozac®) leiden tot de minste gewichtstoename. Mirtazapine (merkloos, Remeron®) daarentegen geeft de grootste gewrichtstoename.

Anders dan soms wordt beweerd zijn sint-janskruidpreparaten beslist niet ongevaarlijk, want in combinatie met bepaalde andere geneesmiddelen zoals bloedverdunners (orale anticoagulantia), bepaalde antiretrovirale middelen (die bij HIV-positieve of aids-patiënten worden gebruikt), digoxine (een hartmiddel) en orale anticonceptiva (de 'pil') verlagen ze de bloedconcentratie van deze medicijnen, waardoor (zeer) ongewenste situaties kunnen ontstaan.

De bijwerkingen van lithium zijn van een andere aard: dorst, overmatig plassen, gewichtstoename, vermoeidheid, een droge mond, spierzwakte, tremoren van de handen en haaruitval. Deze verschijnselen kunnen ook bij een goed ingestelde lithium-concentratie in het bloed voorkomen. Verder komen in het begin van de behandeling soms misselijkheid en diarree voor. Acne of psoriasis kan verergeren door lithium. De genoemde bijwerkingen komen bij ouderen vaker voor.

STOPPEN  met  ANTIDEPRESSIVA

Vrijwel elke gebruiker van antidepressiva overweegt vroeger of later te stoppen met voortzetting van het gebruik. De motivatie daartoe is divers: teveel bijwerkingen, onvoldoende effectiviteit, schaamte (in kranten en op internet is de toon over antidepressiva soms erg negatief), nieuwsgierigheid (de gebruiker wil eindelijk wel eens weten of zijn aandoening die geleid heeft tot intensief antidepressiva-gebruik, nog steeds actueel is) of simpelweg het beu zijn om elke dag een pil te slikken.

Met de enorme toename van het gebruik - antidepressiva worden beslist niet meer alleen gebruikt bij de behandeling van depressieve stoornissen, maar ook bij  angststoornissen en chronische, zenuwpijn - is 'pijnlijk' duidelijk geworden dat stoppen met het gebruik in veel gevallen geen eenvoudige zaak is. In de klinische praktijk bleek dat in één keer stoppen na langdurig gebruik (hevige) problemen kunnen optreden in de vorm van onttrekkingsverschijnselen. Dat zijn de lichamelijke en/of psychische klachten die de kop opsteken na staken of een te snelle dosisreductie van een middel. Ze kunnen in principe optreden bij alle middelen waaraan ons lichaam moet wennen. Voor antidepressiva zijn de meest voorkomende onttrekkingsklachten griepachtige verschijnselen (spierpijn, misselijkheid, hoofdpijn, zweten, moeheid en duizeligheid), maar ook kan men last krijgen van prikkelbaarheid, slaapproblemen, angst en stemmingswisselingen. De klachten treden doorgaans een aantal dagen na de dosisverlaging op en duren meestal ongeveer 1 tot 4 weken. Over het algemeen geldt: hoe sneller wordt afgebouwd, hoe ernstiger de onttrekkingsverschijnselen. In één keer stoppen is dan ook bijna altijd een slecht plan. Ook is er meer kans op onttrekkingsverschijnselen als gedurende langere tijd is gebruikt (langer dan een aantal maanden) of als men eerder heel veel last van angstklachten had. Niet alle antidepressiva geven evenveel kans op ontwenningsverschijnselen. Vooral antidepressiva die relatief kort in het lichaam verblijven (en dus een korte halfwaardetijd hebben) zoals paroxetine (Seroxat®) of venlafaxine (Efexor®), geven een groter risico, terwijl het risico bij bijvoorbeeld fluoxetine (Prozac®) door de langere halfwaardetijd het kleinst is.

Belangrijk is ook om te beseffen dat onttrekkingsklachten iets anders zijn dan een terugval. Een depressie of angstklachten kunnen namelijk ook weer terugkomen na het stoppen met antidepressiva. Soms kunnen onttrekkingsklachten erg lijken op klachten van een terugval, denk aan vermoeidheid of slaapproblemen. Klachten die een paar dagen na een dosisverlaging ontstaan en na een aantal dagen minder worden, zijn waarschijnlijk onttrekkingsklachten. Dat geldt ook als er veel lichamelijke symptomen zijn zoals misselijkheid en duizeligheid. Als eventuele klachten pas na een aantal weken of maanden na het stoppen ontstaan en ze ook langer dan een maand aanhouden (of zelfs verergeren), dan is er doorgaans sprake zijn van een terugval.


Taperingstrips

Onttrekkingsklachten zijn natuurlijk erg vervelend, maar dat betekent niet dat het stoppen met antidepressiva altijd erg moeizaam gaat of dat stoppen onmogelijk is. Voor sommige antidepressiva kwamen aangepaste schema’s in gebruik. Er werd dan niet meer in één keer gestopt, maar in meerdere stappen, waarbij de dosis in iedere stap, meestal met de helft, werd verlaagd. Die schema’s werden ‘geleidelijk’ genoemd, een woord dat tegenwoordig in iedere bijsluiter van antidepressiva is te vinden. Wat ‘geleidelijk afbouwen’ voor een bepaald middel precies inhoudt wordt echter nooit uitgelegd en dat gebeurt ook niet in de officiële richtlijnen voor huisartsen en psychiaters. Hoe langzaam moet een middel worden afgebouwd om dat veilig en verantwoord te doen? Systematisch onderzoek hierover is niet of nauwelijks uitgevoerd. Dat is verrassend omdat ongeveer de helft van alle patiënten bij het afbouwen te maken krijgt met onttrekkingsverschijnselen waar ze veel last van kunnen hebben. Desondanks kunnen bij het opstellen van een afbouwschema de volgende regels worden gehanteerd:

  • Wat voor een bepaalde patiënt het optimale afbouwschema is kan niet worden voorspeld. De ene patiënt krijgt veel sneller last van onttrekkingsverschijnselen dan een andere patiënt. De ene patiënt verdraagt ze ook beter dan een ander.

  • Het risico op het optreden van onttrekkingsverschijnselen en de ernst daarvan kan worden verkleind door voor een langzamere afbouw te kiezen. In geval van twijfel is langzaam afbouwen beter dan (te) snel. Langzaam afbouwen kost misschien meer tijd dan nodig is voor sommige patiënten, maar veroorzaakt in ieder geval geen schade. Een groter aantal kleine stappen is dus beter dan een klein aantal grote stappen.

  • De meeste en de kleinste stappen moeten worden genomen in de laatste fase van het afbouwen.

De klassieke afbouwschema's zijn overigens niet gebaseerd op de ervaringen van de patiënten, maar vooral op de beschikbare standaardsterkten van de doseereenheden waarin de medicijnen op de markt worden gebracht door de fabrikanten van deze middelen. Omdat een veilige en verantwoorde afbouw doorgaans een langzamere verlaging van de dagelijkse dosis vereist dan met de standaardpillen (als tablet of capsule) van de fabrikant mogelijk is, dient er een andere weg te worden bewandeld. Zelf gaan knoeien met de doseereenheden, bijvoorbeeld door tabletten of capsules door te knippen of te ontmantelen, is in principe mogelijk maar niet echt gewenst. Dat kan beter aan een handige apotheekmedewerker worden overgelaten. Gelukkig zijn er enkele antidepressiva ook in vloeibare vorm (drank, druppelvloeistof of suspensie) beschikbaar. Daarmee kan men in principe in veel kleinere stappen (in milliliters of druppels) afbouwen dan met pillen. Dat geldt voor citalopram (Cipramil®), escitalopram (Lexapro®), paroxetine (Seroxat®), sertraline (Zoloft®) en vortioxetine (Brintellix®). Toch heeft deze benadering in de praktijk nog nauwelijks geleid tot aantoonbare vermindering van de problemen.

Een verfijndere en aantoonbaar efficiëntere methode die enkele jaren geleden is ontwikkeld door de Stichting Cinderella, wordt gevormd door het gebruik van zogenaamde 'taperingstrips'. Tapering komt van het Engelse ‘to taper’ wat ‘geleidelijk verminderen’ betekent. Een taperingstrip is een strip met 28 genummerde zakjes waarmee de dagelijkse dosis van een medicijn in 28 dagen geleidelijk substantieel wordt verlaagd. Door gebruik te maken van één of meer taperingstrips kan iemand de dagelijkse dosis van een medicijn geleidelijk een stuk verlagen of helemaal naar nul afbouwen. Taperingstrips bieden patiënten - in overleg met hun behandelend arts - de mogelijkheid om zelf te kiezen hoe langzaam ze de dagelijkse dosis willen verlagen. Hoe meer tijd daarvoor wordt genomen, hoe kleiner de kans op het optreden van onttrekkingsverschijnselen.

Om een concreet voorbeeld te geven, de volgende casus. Patiënt A slikt al jarenlang venlafaxine (Efexor®) in een dagdosering van 75 mg. Patiënt heeft te kennnen gegeven daarvan af te willen. Op basis van een eerdere, mislukte poging om af te bouwen kiest de patiënt in overleg met de voorschrijvende arts voor een afbouwtraject van vier maanden. De arts vult het recept/bestelformulier van de Stichting Cinderella (zie https://www.cinderella-tx.org) volledig in, ondertekent het en faxet of scant en mailt het naar de Regenboog Apotheek in Hoogvliet. De medicatie wordt binnen een week na ontvangst van het recept naar het huisadres van de patiënt verstuurd. Bij afbouwtrajecten met meer dan één strip wordt vervolgens de eerste strip voor 28 dagen verstuurd. Aan het eind van de derde week wordt de volgende strip toegezonden. Er wordt nooit meer dan één strip tegelijk verstuurd. De patiënt begint op een zondag met het innemen van de tabletten uit het eerste zakje van strip 1 met nummer 28 en eindigt vier weken later op zaterdag met de tabletten uit het laatste zakje met nummer 1 (zie nevenstaande tabel). De dagelijkse dosis is dan van 75 mg gedaald tot 37,5 mg. Er wordt dus naar beneden afgeteld! De patiënt kan aan het nummer op het zakje steeds zien hoeveel dagen de strip nog duurt. Strip 2 begint meteen de dag daarna op zondag met een dagdosering van 37,5 mg en eindigt vier weken later met 20 mg. Voor de strips 3 en 4 gelden in principe dezelfde regimes, zij het dat de dosisvermindering tijdens de vierweekse periode substantieel kleiner is, namelijk van 20 mg tot 11 mg respectievelijk 10 mg tot 0 mg.  De laatste en moeilijkste fase van het afbouwen gaat dus het meest geleidelijk.

Er zit echter wel een (flink) addertje onder het gras en dat heeft te maken met de vergoeding van de strips. Dat de medicatie voldoet aan de criteria om voor vergoeding vanuit het basispakket in aanmerking te komen, wordt betwist door enkele zorgverzekeraars (o.a. Zilveren Kruis en CZ), die daarom de afbouwmedicatie middels taperingstrips niet willen vergoeden. Discussie daarover is flink opgelopen en is helaas nog steeds actueel. Indien mogelijk worden de kosten van de medicatie rechtstreeks gedeclareerd bij de zorgverzekeraar. Met de daartoe voorbedrukte brief van de Stichting Cinderella (zie https://www.taperingstrip.nl) kan de patiënt zelf bij de zorgverzekeraar schriftelijk bevestiging van de vergoeding vragen. De patiënt ontvangt de factuur, die deze na betaling zelf bij de zorgverzekeraar kan declareren.

Tot slot adviseer ik iedereen die serieus van plan is zijn of haar antidepressiva-gebruik te stoppen, het aangrijpende relaas "Waarom stoppen met antidepressiva zo moeilijk is" van schrijver/journalist Emma Curvers te lezen (zie https://emmacurvers.nl). Het geeft een verbijsterend beeld van de vele voetangels, klemmen en valkuilen die men kan tegenkomen als men probeert te stoppen met antidepressiva.

Steun 'Medicijnen op Maat':  een  OPROEP !

Externe links:
    https://www.thuisarts.nl (Thuisarts.nl; Nederlands Huisartsen Genootschap)
    https://www.apotheek.nl (Apotheek.nl; KNMP)
    https://www.hersenstichting.nl (Hersenstichting)
    http://www.kenniscentrumbipolairestoornissen.nl (Kenniscentrum Bipolaire Stoornissen)
    https://www.nhg.org (Nederlands Huisartsen Genootschap)
    https://www.farmacotherapeutischkompas.nl (Farmacotherapeutisch Kompas)
    https://www.ge-bu.nl (Geneesmiddelenbulletin)
    https://www.cinderella-tx.org (Stichting Cinderella, het afbouwen van antidepressiva)
    https://www.taperingstrip.nl (Stichting Cinderella, recept/bestelfomulier voor taperingstrips)
    https://emmacurvers.nl ("Waarom stoppen met antidepressiva zo moeilijk is", Emma Curvers)

Terug