HUIDAANDOENINGEN Wondbehandeling
Het is overigens erg handig om altijd een verband- of EHBO-doos in de buurt te hebben met diverse soorten pleisters (wond- en blarenpleisters, kleefpleisters, waterbestendige pleisters, verbandtape, zwaluwstaartjes), diverse (steriele) gazen, (gaas)verbanden, een rekverband en een mitella, een koortsthermometer, een schaartje, een pincet en enkele veiligheidsspelden, een tekentang, een paar rubberen handschoenen. Een veelgebruikte verbanddoos is bijvoorbeeld de Care Plus® Kit ‘First Aid’, verkrijgbaar in elke apotheek. Schaafwonden Bij schaafwonden is alleen het huidoppervlak beschadigd. Doordat er ook veel zenuwuiteinden zijn beschadigd, is een schaafwond meestal flink pijnlijk. Eventueel zand en gruis moeten verwijderd worden door de wond met schoon water en zeep en een zachte borstel te reinigen. De wond kan men vervolgens ontsmetten met zogenaamde desinfectantia zoals povidonjodium (Betadine®), chloorhexidine (merkloos, Chloorhexidine FNA, Hibiscrub®), chloorxylenol (Dettol®), jodium (merkloos, Jodiumoplossing FNA) of de combinatie cetrimide/chloorhexidine (Hibicet®). Deze stoffen kunnen in diverse toedieningsvormen zijn verwerkt: oplossing of tinctuur, wondspray, crème of hydrofiele zalf, geïmpregneerd verband. Nadat de wond is ontsmet, kan ze bedekt worden met een vet gaas. Daarmee wordt voorkomen dat het verband aan de wond vastkleeft. Over het gaas kan een pleister of een hydrofiel windsel worden aangebracht. Een alternatief is het gebruik van een zogenaamde verbandspray, verkrijgbaar bij apotheek en drogist onder diverse merknamen. Door een dunne laag op de wond te sprayen, ontstaat een dunne, transparante elastische film op de huid. De film blijft een aantal dagen intact en verdwijnt daarna geleidelijk door ontleding. Snijwonden Dit zijn meestal acuut bloedende wonden met een scherpe rand. Men moet bedacht zijn op beschadigingen van spieren, pezen en zenuwen. Wanneer de wond voldoende schoon is (gemaakt) en niet meer bloedt, kan ze na eventuele ontsmetting (zie schaafwonden) met zwaluwstaarten en hechtpleisters gesloten worden. De hechtpleister kan worden afgedekt met een hydrofiel windsel of zwachtel. Bij wonden die veroorzaakt zijn door een roestige spijker of door een houtsplinter, moet men zich na verwijdering van de spijker of de splinter ervan overtuigen dat er geen roest- of houtdeeltjes zijn achtergebleven. Een dergelijke verontreiniging leidt vrijwel zeker tot een ontsteking en tot abcesvorming. Bij grote en diepere snijwonden en bij wonden die blijven bloeden, moet medische hulp worden ingeroepen. Bij bloedende wonden mogen geen verbandsprays worden gebruikt. Bijtwonden Vaak zijn dit wonden met een rafelige rand (scheurwond), waarbij de huid gekneusd is. Omdat bijtwonden altijd verontreinigd zijn met speeksel en bacteriën uit de bek van het bijtende dier (of uit de mond van de bijtende mens!), zullen ze gemakkelijk geïnfecteerd raken. Daarom moet ook bij deze wonden een injectie met tetanusvaccin worden gegeven ter preventie van tetanus. Kleinere bijtwonden moeten goed worden schoongemaakt. De wond mag in verband met het infectiegevaar niet gesloten worden. Na ontsmetting (zie schaafwonden) kan het beschadigde lichaamsdeel verbonden worden met een ‘vochtig verband’, dat wil zeggen hydrofiele gazen en windsels die, nadat ze bevochtigd zijn met steriel (uitgekookt) water of fysiologische zoutoplossing, goed uitgeknepen zijn. Het verband heeft daardoor een vochtopzuigende (hygroscopische) werking, hetgeen een reinigend effect heeft op de wond. Bij grotere bijtwonden moet medische hulp worden ingeroepen omdat er mogelijk hechtingen moeten worden aangebracht en eventueel (preventief) antibiotica noodzakelijk zijn. Meestal wordt dan de combinatie amoxicilline/clavulaanzuur (merkloos, Augmentin®) voorgeschreven (voor meer details zie penicillinen in het onderdeel 'Antibiotica & Ziekteverwekkers' in de sectie 'Infectieziekten'). Brandwonden Brandwonden kunnen allerlei oorzaken hebben: open vuur, hete vaste stoffen, vloeistoffen of gassen, ‘etsende’ zuren of logen, elektriciteit (onder andere bliksem), zonnebrand. Men onderscheidt verschillende graden van verbranding naar de diepte van inwerking. Bij een eerstegraads verbranding is er alleen roodheid, pijn en wat zwelling. De opperhuid is nog intact. Bij een tweedegraads verbranding laat de opperhuid los en ontstaan er blaren (zie bijgaande foto). Ook kan er vochtverlies ontstaan. Van een derdegraads verbranding spreekt men als de opperhuid, de lederhuid en ook de dieper gelegen lagen zijn beschadigd. De patiënt heeft dan nauwelijks pijn omdat het zenuwnetwerk is vernietigd. Bij een vierdegraads verbranding is sprake van verkoling (carbonisatie). De acute behandeling bestaat altijd uit afkoeling met stromend koud water onder het motto: ‘eerst water, de rest komt later’. Dit moet minstens een kwartier of langer worden volgehouden, omdat het weefsel de warmte lang vasthoudt. Bij een eerstegraads verbranding is het verstandig te blijven spoelen of te koelen met ijsblokjes tot de pijn verdwenen is. Daardoor kan eventuele latere blaarvorming worden voorkomen. Het is onverstandig crèmes of zalven op de brandwond aan te brengen. Bij tweede- en derdegraads verbrandingen van een klein oppervlak kan zilversulfadiazine (merkloos) of het combinatiepreparaat zilversulfadiazine/ceriumnitraat (Flammacerium®) worden aangebracht om infectie te voorkomen. Bij grotere verbrande oppervlakken moet altijd medische hulp worden gezocht. Door het massale vochtverlies kan de patiënt in een shock raken (zie ook 'Lage bloeddruk & Shock' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop'). De wond kan tijdelijk worden bedekt met steriele vette gazen. Bij een goede behandeling genezen eerste- en tweedegraads verbrandingen meestal zonder litteken. Bij de genezing van derdegraads verbrandingen kunnen lelijke littekens en huidschrompelingen ontstaan. Om dit te voorkomen, worden in ziekenhuizen die gespecialiseerd zijn in de behandeling van brandwonden, huidtransplantaties verricht. Ontstoken wonden Wonden met rood gezwollen randen en waarbij de patiënt een kloppende
pijn voelt, mogen nooit gesloten worden. De gevormde pus moet onbelemmerd naar
buiten kunnen aflopen om uitbreiding van de infectie in de diepte te voorkomen.
Tot voor kort adviseerde men doorgaans het gewonde lichaamsdeel in lauwwarm water met soda of Biotex®
te weken, waardoor de wond zacht wordt en de uitstroom van pus zou worden bevorderd.
Uitvoerig onderzoek echter wees uit dat deze badjes niet of nauwelijks werken. Sterker, in
sommige gevallen bleken de wonden erop achteruit te zijn gegaan, mogelijk door
verweking en daarmee samenhangende bacteriegroei. Dit voortschrijdende inzicht
heeft geleid tot een nieuwe richtlijn 'Wondzorg', waarin wordt geadviseerd
geen gebruik meer te maken van badjes met biotex of andere middelen, maar gewoon
te spoelen met kraanwater.
Vervolgens kan de wond worden afgedekt met enige lagen vochtig gaas (dat wil
zeggen natgemaakt en uitgeknepen; zie bijtwonden), dat minstens driemaal per dag
moet worden verschoond. Dek de geïnfecteerde wond in ieder geval nooit af met
hechtpleister of wondspray. Doorligwonden Doorligwonden zijn beschadigingen van de huid en de daaronder gelegen weefsels door voortdurende druk bij langdurig (door)liggen (decubitus). Wanneer iemand langdurig en passief in bed moet verblijven, is er een grote kans dat de lokale bloedsomloop wordt verstoord, vooral aan hielen, heupen en schouders. Lokale roodheid (stadium I), blaarvorming (stadium II, zie foto), open wonden en weefselversterf (stadium III en IV) zijn het gevolg. Met allerlei maatregelen, zoals massage, wisselligging, het gebruik van ‘decubitus’-bedden enzovoort, kunnen doorligwonden vrijwel altijd worden voorkomen. Zijn er eenmaal wonden ontstaan, dan kunnen ze behandeld worden met desinfecterende huidpreparaten, bijvoorbeeld met natriumhypochloriet (merkloos, Natriumhypochloriet FNA). Ook worden preparaten gebruikt met enzymen die dode huidcellen afbreken en oplossen, waardoor de wondgenezing wordt bevorderd. Bijvoorbeeld collagenase (Novuxol®). Bij grotere huiddefecten kan plastische chirurgie noodzakelijk zijn. Open been Een open been is een defect van de huid van het onderbeen. Er ontstaan zweren (ulcus cruris) die zeer moeilijk genezen en soms gepaard gaan met hardnekkige infecties. De oorzaak is een stoornis in de bloeddoorstroming in een van de benen; vooral de afvoer van bloed via de aderen is onvoldoende. Soms gaat een open been gepaard met spataders of is de circulatiestoornis het gevolg van trombose (zie ook de onderdelen 'Spataders & aambeien' en 'Trombose' in de sectie 'Bloed & Bloedsomloop'). Een open been komt vrij vaak voor. Geschat wordt dat ruim 1 à 2 procent van de bevolking er last van heeft, vooral ná de middelbare leeftijd. Bij vrouwen komt een open been vaker voor dan bij mannen. De behandeling moet altijd gericht zijn op verbetering van de weefseldoorbloeding. Soms kan daartoe een compressieverband worden aangelegd. Eventuele spataders kunnen operatief worden behandeld. In principe zijn de zweren niet met een plaatselijke behandeling te genezen. Eventuele infecties van de zweren kunnen worden bestreden met tetracycline-bevattende crèmes of zalven: tetracycline cutaan (merkloos, Tetracycline FNA). Ook worden lokaal werkende enzympreparaten gebruikt die de wondgenezing bevorderen (zie ook doorligwonden). Eventueel komen huidtransplantaties in aanmerking.
Externe links: |