Verslaving OPIATEN: HEROÏNE, MORFINE & METHADON
Opium is waarschijnlijk de meest tot de
verbeelding sprekende drug aller tijden. Waar de opiumbevattende papavers en het
gebruik ervan precies vandaan komen, is onzeker, maar in het zesde millennium
vóór Christus werden de papaverplanten in het westelijk Middellandse-Zeegebied
speciaal gekweekt, zoals blijkt uit de papaver- en maanzaadvondsten rond
opgegraven nederzettingen. Zo zijn bijvoorbeeld in een begraafplaats in een grot
bij Granada in Spanje grote aantallen slaapbollen – de zaadhulzen van
Papaver somniferum waaruit de opium wordt gewonnen – uit circa 4200 vóór
Christus gevonden.
Van opium tot heroïne In de negentiende eeuw bestond het medicinale opiumgebruik doorgaans uit het innemen van laudanum, een alcoholisch aftreksel (tinctuur) van opium. Laudanum werd op grote schaal gebruikt als pijnstiller, maar ook tegen hoest en diarree. Er was ook een opiumstroop beschikbaar om huilende baby’s rustig te krijgen. Als genotmiddel werd opium meestal gerookt (‘opiumschuiven’). In het begin van diezelfde eeuw werd morfine ontdekt als belangrijkste werkzame bestanddeel van opium, waarna het als gezuiverde stof kon worden toegepast. De naam morfine is afgeleid van Morpheus, de god van de dromenwereld. In vergelijking met opium had morfine als voordeel dat het veel nauwkeuriger gedoseerd kon worden, vooral toen rond 1880 de injectiespuit werd geïntroduceerd. Men ontdekte dat ingespoten morfine veel sneller en sterker werkt dan wanneer het via de mond wordt ingenomen. Dat leidde al snel tot grote verslavingsproblemen (morfinisme), vooral in de hogere en artistieke kringen. In die tijd waren ook nogal wat artsen niet vies van overmatig morfinegebruik. In 1898 leek het probleem te zijn opgelost. Toen introduceerde de firma Bayer heroïne, gemaakt uit morfine en azijnzuur. Deze stof werd geroemd als eerste opiaat zonder verslavende werking! Het werd zelfs enige tijd gepropageerd om morfinisme te genezen. Niet alleen was de pijnstillende werking sterker dan die van morfine, maar heroïne was ook werkzamer tegen hoest (als symptoom van tuberculose, een groot medisch probleem in die dagen). De naam heroïne – letterlijk ‘heldin’ – gaf aan dat met dit middel de strijd tegen vele ziekten kon worden gewonnen. De werkelijkheid bleek een stuk weerbarstiger. Niet lang na de introductie bleek het vele malen verslavender te zijn dan opium of morfine. Cold turkey In de loop van de twintigste eeuw kwamen ook volledig synthetische opiaten (opioïden)beschikbaar, zoals methadon (Symoron®) of dextromoramide (Palfium®), zie ook opiaten & opioïden in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn & Pijnbestrijding'. Ook bij deze stoffen hoopte men dat ze geen verslavende eigenschappen hadden. Die hoop werd na enige tijd echter steeds de grond ingeboord. De conclusie is dat de voortreffelijke pijnstillende werking van deze stoffen blijkbaar altijd gepaard gaat met de eufore en verslavende werking. Na intensief gebruik ontstaat zowel een sterke psychische als lichamelijke afhankelijkheid, alsmede een forse gewenning. Plotselinge onthouding van het gebruik leidt tot ernstige (onthoudings- of afkick)verschijnselen als hevige onrust en irritatie, tremoren, verwijde pupillen, slapeloosheid, hevig zweten, misselijkheid en braken, buikkrampen en diarree en kippenvel, terwijl het hartritme en de bloeddruk verhoogd zijn. Voor dit complex van symptomen wordt vaak de term ‘cold turkey’ gebruikt. Met een relatief kleine dosis van een opiaat of opioïd (bijvoorbeeld methadon) kunnen deze verschijnselen opgeheven of voorkomen worden. Heroïneverslaafden kicken vooral op de ‘flash’ of de ‘rush’ van heroïne, de euforische ervaring vlak na een injectie (‘shot’). Bij andere toedieningswijzen (roken, slikken) is die ervaring (veel) minder intens. Het risico van overdosering, waardoor ademremming en verstikking met fatale afloop ontstaan, is bij injecteren levensgroot. Daarnaast bestaat er bij het injecteren een grote kans op besmettingen met HIV (het virus dat aids veroorzaakt) of hepatitis (leverontsteking), omdat ‘junks’ nogal eens elkaars spuiten ‘lenen’. Afkicken of onderhouden? Aanvankelijk dacht men dat men opiaatverslaafden met methadon
van hun verslaving kon afhelpen. Methadon bleek echter uiteindelijk net zo
verslavend te zijn als heroïne of morfine. Tegenwoordig wordt
methadon nog voornamelijk gebruikt als ‘onderhoudsbehandeling’ om de
verslaafde te behoeden voor afkickverschijnselen en zijn leven op die manier te
stabiliseren. Het ‘voordeel’ van methadon boven andere opiaten is dat methadon
een relatief lange werking heeft. De verslaafde hoeft slechts éénmaal per etmaal
een onderhoudsdosis via de mond in te nemen om niet ziek te worden van de
afkickverschijnselen. Bovendien lijkt de beoogde werking van heroïne (‘flash’)
door de aanwezigheid van methadon in het lichaam minder sterk te zijn. Behalve de methadonverstrekkingen aan opiaatverslaafden wordt tegenwoordig ook geëxperimenteerd met gratis heroïneverstrekking aan extreem problematische drugsgebruikers. Bij een experiment hiermee, dat in 1994 in Zwitserland werd begonnen, werd duidelijk dat de gezondheidstoestand van de betrokken verslaafden en hun reïntegratie in de maatschappij sterk verbeterden.
Opiaatantagonisten?
Externe links: |