Verslaving
OPIATEN: HEROÏNE,
MORFINE & METHADON
VAN OUDSHER
OPIUM
Opium is waarschijnlijk de meest tot de
verbeelding sprekende drug aller tijden. Waar de opiumbevattende papavers en het
gebruik ervan precies vandaan komen, is onzeker, maar in het zesde millennium
vóór Christus werden de papaverplanten in het westelijk Middellandse-Zeegebied
speciaal gekweekt, zoals blijkt uit de papaver- en maanzaadvondsten rond
opgegraven nederzettingen. Zo zijn bijvoorbeeld in een begraafplaats in een grot
bij Granada in Spanje grote aantallen slaapbollen – de zaadhulzen van
Papaver somniferum waaruit de opium wordt gewonnen – uit circa 4200 vóór
Christus gevonden.
In de klassieke Oudheid werd opium als genees- en genotmiddel gebruikt,
maar na de val van Rome raakte de stof in Europa in onbruik. Pas na de
kruistochten wordt opium weer in dit werelddeel gesignaleerd. In de eeuwen
daarna verovert het langzamerhand een plaats in de westerse geneeskunde. In de
negentiende eeuw wordt opium mateloos populair en dan niet alleen als
geneesmiddel. De Nederlandse overheid ontwikkelde zich in die tijd tot de
grootste drugshandelaar ter wereld door haar betrokkenheid bij de opiumhandel in
Zuidoost-Azië. In het moederland maakte men zich in toenemende mate zorgen over
de groeiende opiumconsumptie. Langzamerhand begon het besef door te dringen dat
opiumgebruik wel degelijk zeer negatieve kanten kent. Na een eerste aanzet in
1919 kwam in 1928 de huidige Opiumwet tot stand, waardoor de vrije verstrekking
van opium en andere vergelijkbare middelen verleden tijd werd.

Van opium
tot heroïne
In de negentiende eeuw bestond het medicinale
opiumgebruik doorgaans uit het innemen van laudanum, een alcoholisch
aftreksel (tinctuur) van opium. Laudanum werd op grote schaal gebruikt
als pijnstiller, maar ook tegen hoest en diarree. Er was ook een opiumstroop
beschikbaar om huilende baby’s rustig te krijgen. Als genotmiddel werd opium
meestal gerookt (‘opiumschuiven’). In het begin van diezelfde eeuw werd
morfine ontdekt als belangrijkste werkzame bestanddeel van opium,
waarna het als gezuiverde stof kon worden toegepast. De naam morfine is afgeleid
van Morpheus, de god van de dromenwereld. In vergelijking met opium had
morfine als voordeel dat het veel nauwkeuriger gedoseerd kon worden, vooral toen
rond 1880 de injectiespuit werd geïntroduceerd. Men ontdekte dat ingespoten
morfine veel sneller en sterker werkt dan wanneer het via de mond wordt
ingenomen. Dat leidde al snel tot grote verslavingsproblemen (morfinisme),
vooral in de hogere en artistieke kringen. In die tijd waren ook nogal wat
artsen niet vies van overmatig morfinegebruik.
In 1898 leek het probleem te zijn
opgelost. Toen introduceerde de firma Bayer heroïne, gemaakt uit
morfine en azijnzuur. Deze stof werd geroemd als eerste opiaat zonder
verslavende werking! Het werd zelfs enige tijd gepropageerd om morfinisme
te genezen. Niet alleen was de pijnstillende werking sterker dan die van
morfine, maar heroïne was ook werkzamer tegen hoest (als symptoom van
tuberculose, een groot medisch probleem in die dagen). De naam heroïne
– letterlijk ‘heldin’ – gaf aan dat met dit middel de strijd tegen vele ziekten
kon worden gewonnen. De werkelijkheid bleek een stuk weerbarstiger. Niet lang na
de introductie bleek het vele malen verslavender te zijn dan opium of
morfine.
Cold turkey
In de loop van de twintigste eeuw kwamen ook volledig synthetische
opiaten (opioïden)beschikbaar, zoals methadon
(Symoron®)
of dextromoramide (Palfium®),
zie ook opiaten &
opioïden in het onderdeel 'Pijnstillers' in de sectie 'Pijn &
Pijnbestrijding'.
Ook bij deze stoffen hoopte men dat ze geen verslavende eigenschappen hadden.
Die hoop werd na enige tijd echter steeds de grond ingeboord. De conclusie is
dat de voortreffelijke pijnstillende werking van deze stoffen blijkbaar altijd
gepaard gaat met de eufore en verslavende werking.
Na intensief gebruik ontstaat zowel een sterke psychische als
lichamelijke afhankelijkheid, alsmede een forse gewenning.
Plotselinge onthouding van het gebruik leidt tot ernstige (onthoudings-
of afkick)verschijnselen als hevige onrust en irritatie, tremoren,
verwijde pupillen, slapeloosheid, hevig zweten, misselijkheid en braken,
buikkrampen en diarree en kippenvel, terwijl het hartritme en de bloeddruk
verhoogd zijn. Voor dit complex van symptomen wordt vaak de term ‘cold turkey’
gebruikt. Met een relatief kleine dosis van een opiaat of
opioïd (bijvoorbeeld methadon) kunnen deze verschijnselen
opgeheven of voorkomen worden.
Heroïneverslaafden kicken vooral op de ‘flash’ of de ‘rush’ van heroïne,
de euforische ervaring vlak na een injectie (‘shot’). Bij andere
toedieningswijzen (roken, slikken) is die ervaring (veel) minder intens. Het
risico van overdosering, waardoor ademremming en verstikking met fatale afloop
ontstaan, is bij injecteren levensgroot. Daarnaast bestaat er bij het injecteren
een grote kans op besmettingen met HIV (het virus dat aids
veroorzaakt) of hepatitis (leverontsteking), omdat ‘junks’ nogal eens
elkaars spuiten ‘lenen’.
Afkicken
of onderhouden?
Aanvankelijk dacht men dat men opiaatverslaafden met methadon
van hun verslaving kon afhelpen. Methadon bleek echter uiteindelijk net zo
verslavend te zijn als heroïne of morfine. Tegenwoordig wordt
methadon nog voornamelijk gebruikt als ‘onderhoudsbehandeling’ om de
verslaafde te behoeden voor afkickverschijnselen en zijn leven op die manier te
stabiliseren. Het ‘voordeel’ van methadon boven andere opiaten is dat methadon
een relatief lange werking heeft. De verslaafde hoeft slechts éénmaal per etmaal
een onderhoudsdosis via de mond in te nemen om niet ziek te worden van de
afkickverschijnselen. Bovendien lijkt de beoogde werking van heroïne (‘flash’)
door de aanwezigheid van methadon in het lichaam minder sterk te zijn.
Het aantal heroïnegebruikers in Nederland wordt geschat op 15.000 à 20.000,
waarvan een deel ook andere drugs (cocaïne, amfetaminen,
slaapmiddelen) gebruikt. Dit aantal is de laatste jaren niet meer
toegenomen. In het jaar 2000 ontvingen circa 13.500 heroïnegebruikers
methadon (merkloos,
Methadon FNA) via de GGD’s en ambulante verslavingszorg (‘methadonbus’), de
huisarts of de specialist.
Behalve methadon wordt de laatste jaren ook nog een ander opiaat
gebruikt bij de onderhoudsbehandeling van opiaatverslaving:
buprenorfine (merkloos). Dit middel
behoort weliswaar tot de opiaten maar de werking is (veel)
minder sterk dan die van methadon of morfine. Het dient als tablet
onder de tong te worden gebruikt en na een voldoende lange periode van
stabilisatie kan de dosering worden afgebouwd.
Behalve de methadonverstrekkingen aan
opiaatverslaafden wordt tegenwoordig ook geëxperimenteerd met gratis
heroïneverstrekking aan extreem problematische drugsgebruikers. Bij een
experiment hiermee, dat in 1994 in Zwitserland werd begonnen, werd duidelijk dat
de gezondheidstoestand van de betrokken verslaafden en hun reïntegratie in de
maatschappij sterk verbeterden.
Opiaatantagonisten?
Een effectieve behandeling van opiaatverslaving is nog steeds niet beschikbaar.
In principe zou men daarvoor een opiaatantagonist kunnen
gebruiken, nadat de verslaafde is ‘afgekickt’. Een opiaatantagonist is immers
een stof die de aangrijpingsplaatsen van heroïne of een ander opiaat in
de hersenen (zie ook
opiaatreceptoren
in de 'Inleiding' in de sectie 'Pijn & Pijnbestrijding')
blokkeert, waardoor de heroïne zijn eufore werking niet meer kan uitoefenen.
Middelen als naloxon (merkloos) en naltrexon
(merkloos) zijn en worden hiervoor gebruikt;
de eufore werking wordt dan wel effectief geblokkeerd, maar een behandeling op
lange termijn heeft tot nu toe weinig succes gehad. Worden deze stoffen
aan nog niet volledig afgekickte opiaatgebruikers gegeven, dan ontstaan ernstige
acute onthoudingsverschijnselen. In de praktijk wordt alleen naltrexon
wel eens gebruikt om na een intensief afkickprogramma terugval te voorkomen.
Bijwerkingen die nogal frequent kunnen optreden, zijn: slaapstoornissen, onrust,
nervositeit, angst, duizeligheid, hoofdpijn, misselijkheid en buikpijn.
Naloxon als enkelvoudig middel wordt voornamelijk per injectie toegediend bij een mogelijke
overdosering met heroïne of een ander opiaat. De
levensgevaarlijke, soms zelfs fatale ademremming kan dan binnen enkele minuten
worden geblokkeerd. Er is tegenwoordig ook een combinatiepreparaat van
naloxon met buprenorfine beschikbaar onder de merknaam Suboxone®
dat als tablet voor onder de tong moet worden toegediend. Anders dan het
enkelvoudige naloxon per injectie wordt deze combinatie als
onderhoudsbehandeling van opiaatverslaving toegepast.
Een ander middel is clonidine (merkloos,
Dixarit®), van oorsprong een bloeddrukverlagend middel. Clonidine
verzacht de onthoudingsverschijnselen tijdens het afkicken.
overzicht medicatie
bij Afkicken
of onderhouden |
stofnaam |
merknaam® |
toedieningsvorm:
sterkte |
Onderhoudsbehandeling |
buprenorfine
buprenorfine/naloxon
methadon
|
merkloos
Suboxone®
merkloos
Methadon FNA |
tablet sl*: 2 en 8 mg
tablet sl*: 2/0,5 en 8/2 mg
drank: 5 mg/ml
tablet: 5-50 mg |
Opiaatantagonisten |
naloxon
naltrexon |
merkloos
merkloos |
injectievloeistof: 0,4 mg/ml
tablet: 50 mg |
Afkickverzachting |
clonidine |
merkloos,
Dixarit® |
dragee: 0,025 mg |
sl#
= sublinguaal (voor onder de tong) |

Externe links:
http://www.drugsinfo.nl
(Trimbos-instituut)
https://www.apotheek.nl
(Apotheek.nl; KNMP)
http://www.farmacotherapeutischkompas.nl
(Farmacotherapeutisch Kompas)
Terug |