VROUWENZIEKTEN
Het is bij overgangsklachten moeilijk om van een ziekte te spreken, omdat het om normale, fysiologische veranderingen gaat die bij elke vrouw rond het vijftigste levensjaar optreden. Naarmate een vrouw ouder wordt, worden de eierstokken steeds minder gevoelig voor stimulatie door de twee, uit de hypofyse afkomstige hormonen (FSH en LH). Daardoor produceren de eierstokken steeds kleinere hoeveelheden oestrogeen en progesteron. Uiteindelijk vindt er geen eisprong (ovulatie) meer plaats en spreekt men van de overgang. De Nederlandse vrouw is gemiddeld 51,4 jaar als de overgang intreedt. De laatste menstruatie in het leven van een vrouw heet menopauze. De medische term voor de overgang is climacterium. In het Grieks betekent dat ‘ladder’, waarmee werd aangegeven dat het hoogtepunt voorbij was en het afdalen was begonnen. De hormonale balans is rond de menopauze dus aan grote veranderingen onderhevig. Het opvallendst zijn de afnemende concentraties oestrogeen (vooral oestradiol, ook wel estradiol genoemd) in het bloed. Deze lage concentraties zijn niet alleen verantwoordelijk voor diverse overgangsklachten waarvan ongeveer driekwart van de westerse vrouwen last heeft, maar ook voor permanentere veranderingen in het lichaam. Het ontstaan van typische klachten zoals opvliegers en nachtelijk transpireren, met als gevolg een slechte nachtrust, heeft vooral te maken met een plotselinge daling van de oestrogeenconcentraties in het bloed door het wegvallen van de oestrogeenproductie in de eierstokken. Andere overgangsklachten zijn gejaagdheid, moeheid, lusteloosheid, gebrek aan energie, prikkelbaarheid, depressieve gevoelens en hartkloppingen. Deze klachten hangen vaak samen met de nachtelijke opvliegers. Doordat men slecht en onrustig slaapt, is men overdag moe en uitgeblust en daardoor lusteloos en prikkelbaar. Ook kunnen klachten ontstaan die samenhangen met het droger worden van het vaginaslijmvlies: pijn bij het vrijen, urineweginfecties en incontinentie. Hoewel de klachten meestal tijdelijk (gemiddeld twee jaar) zijn, zijn ze bij 30 procent van de vrouwen zo ernstig dat behandeling nodig is. Als er twijfel bestaat over de oorzaak van de klachten – die niet altijd even specifiek zijn – kan een bloedtest meer duidelijkheid geven. Als een vrouw van rond de vijftig verhoogde FSH- en LH-waarden in het bloed heeft, is dat een extra aanwijzing dat de overgang is begonnen. Er is ook een test op de markt die vrouwen zelf kunnen uitvoeren. Bij die test wordt het FSH-gehalte in de urine gemeten. Behandeling & medicatie Bij de typische overgangsklachten (opvliegers en transpiratie) zijn oestrogenen zeer effectief. Of zo’n hormoonsuppletie (oestrogeensuppletie) ook daadwerkelijk moet worden voorgeschreven, is mede afhankelijk van de wens van de vrouw iets aan de klachten te doen. In principe wordt er naar gestreefd de hormonen niet langer dan 6 maanden te gebruiken. Als na het staken van de medicatie de klachten terugkomen, weer veel hinder veroorzaken en in de loop van de eerste behandelvrije maand toenemen, kan overwogen worden de behandeling voort te zetten, net zo lang tot de hinderlijke klachten zich niet meer voordoen. Als de klachten al vóór de menopauze ontstaan en er nog onregelmatige menstruaties optreden, wordt vaak geadviseerd de anticonceptiepil (in het onderdeel 'Anticonceptie' in de sectie 'Seks & Voortplanting') weer te gaan gebruiken.
Hormooncombinaties Een andere mogelijkheid is tibolon (merkloos, Livial®, Tibolinia®). Deze stof heeft zowel een milde oestrogene als een progestagene werking, zodat men in de tweede helft van de cyclus niet een andere stof erbij hoeft te gebruiken. Door de constante oestrogene/progestagene werking treden geen menstruaties (onttrekkingsbloedingen, zie hieronder) op, zoals dat wel het geval is bij continu gebruik van oestrogeen waaraan cyclisch progestageen is toegevoegd. Als er serieuze redenen zijn geen hormonale stoffen te gebruiken, bijvoorbeeld als een vrouw ooit kanker heeft gehad die gevoelig is voor oestrogenen, kan voor het niet-hormonale clonidine (merkloos, Dixarit®) worden gekozen. Behalve tegen hoge bloeddruk blijkt clonidine vaak te helpen tegen opvliegers en hevige transpiratie. Een nadeel is dat vrouwen in de eerste weken van de behandeling (veel) hinder kunnen hebben van enkele bijwerkingen, zoals duizeligheid, sufheid, misselijkheid en een droge mond.
Als de middelen langer dan één jaar worden gebruikt, stijgt het risico op
borstkanker.
Oestrogenen bereiden het lichaam voor op zwangerschap, ze bevorderen de
celgroei in de borsten (ten behoeve van de melkproductie na de bevalling) en in
het
baarmoederslijmvlies. Daardoor neemt de kans op borstkanker en baarmoederkanker
in lichte mate toe. Als geen hormoonsuppletie wordt toegepast, ontstaat bij 32 per
duizend
vrouwen in de leeftijd van 50 tot 65 jaar borstkanker. Na vijf jaar
hormoonsuppletie
met alleen oestrogenen moet worden gerekend op één tot twee extra gevallen van
borstkanker per duizend behandelde vrouwen. Na tien jaar gebruik kan dit oplopen
tot vijf extra gevallen. Bij de gecombineerde hormoonsuppletie (oestrogeen plus
progestageen) moet worden gerekend op zes en negentien extra gevallen van
borstkanker
per duizend behandelde vrouwen na respectievelijk vijf en tien jaar gebruik.
Nadat men met de hormoonsuppletie is gestopt, neemt het verhoogde risico in de
loop van vijf jaar weer af tot het niveau van vóór het gebruik. Dus als de
hormoonbehandeling
niet langer dan één jaar duurt, is het risico op borstkanker nauwelijks
verhoogd. En door het gebruik van een progestageen in de tweede helft van elke
vierweekse
cyclus is ook het risico op baarmoederkanker niet verhoogd. In principe kan
men tijdens de hormoonbehandeling last hebben van alle
bijwerkingen die ook bij
gebruik van de anticonceptiepil
kunnen voorkomen (zie ook het onderdeel
'Anticonceptie'
in de sectie 'Seks & Voortplanting'). Externe links: |