Hersenen
& zenuwstelsel
AANDACHT voor ADHD
De laatste jaren is het steeds duidelijker geworden dat ADHD (‘Attention
Deficit Hyperactivity Disorder’; letterlijk: aandachtstekortstoornis met
hyperactiviteit) als een psychiatrische stoornis moet worden beschouwd, die moet
worden behandeld. Een verouderde benaming is ‘Minimal Brain Damage’
(minimale hersenbeschadiging) of MBD.
Volgens een inmiddels achterhaalde theorie was de oorzaak een moeilijke geboorte
waardoor de hersenen van de pasgeborene korte tijd te weinig zuurstof zouden
hebben gekregen.
Kinderen met ADHD kunnen zich niet concentreren, zijn zeer
impulsief in vergelijking met hun leeftijdgenoten en zijn overdreven actief. Van
de kinderen onder de 16 jaar voldoet naar schatting 3 tot 5% aan de criteria
voor ADHD (zie hieronder); bij jongvolwassenen is dit 2%. Het gebruik van
medicatie voor ADHD is de laatste jaren fors toegenomen. Naar schatting gebruikt
5% van alle schoolkinderen een geneesmiddel voor ADHD. Hulpverleners,
leerkrachten en ouders brengen probleemgedrag vaker in verband met ADHD.
Daarnaast lijkt een toegenomen maatschappelijke druk om te presteren en het
financiële voordeel van het labelen van gedrags- en leerproblemen bijgedragen te
hebben aan de sterke stijging van het aantal gediagnosticeerde kinderen. ADHD
wordt veel vaker gediagnosticeerd bij jongens dan bij meisjes. De ratio
jongens-meisjes varieert van 3:1 tot 9:1, afhankelijk van de gebruikte
meetmethoden en de onderzochte populatie. Bij meisjes gaat de diagnose vaker
gepaard met kenmerken van onoplettendheid dan met hyperactiviteit-impulsiviteit.
Er is in Nederland geen verschil in het vóórkomen tussen kinderen van Turkse,
Marokkaanse, Surinaamse of Nederlandse afkomst.
Oorzaak onbekend
Over de oorzaak is nog weinig bekend. Verondersteld wordt dat de activiteit van
bepaalde neurotransmitters (boodschapperstoffen, waarschijnlijk van het dopamine-type)
verstoord is, waardoor gedragsstoornissen optreden. Tweelingenonderzoek heeft
uitgewezen dat de symptomen voor 70 tot 80 procent op erfelijke factoren
berusten, maar ook andere factoren blijken een rol te spelen. Zo geeft een laag
geboortegewicht, een zwangerschapsduur korter dan 32 weken of roken en
alcoholgebruik tijdens de zwangerschap een wat grotere kans op ADHD bij een
kind. Ook een hersenbeschadiging als gevolg van hoofdletsel en doorgemaakte
infecties kan een oorzaak zijn. Anders dan wel eens werd gedacht, spelen
voedselallergie en voedselintolerantie waarschijnlijk slechts een geringe rol
bij het ontstaan van ADHD. Sommige kinderpsychologen zijn echter van mening dat
de schrikbarende toename van het aantal ADHD-kinderen geheel te wijten is aan
nieuwe, maar totaal verkeerde opvoedingsstrategieën.
De gevolgen van ADHD zijn niet gering. Volgens een rapport van de
Gezondheidsraad kan de aandoening in de interactie tussen het kind en
zijn omgeving leiden tot een negatieve spiraal, waardoor de kans op vroegtijdige
schooluitval, verslaving, ongelukken, delicten en criminaliteit is toegenomen.
Meer dan de helft van de kinderen met ADHD heeft daarnaast een ander
psychiatrisch ziektebeeld, zoals een angststoornis, depressie of overmatig
opstandig en agressief gedrag. Vooral bij deze laatste combinatie zijn de
vooruitzichten ongunstig.
Diagnostische criteria voor ADHD (volgens DSM-5)
|
A
Voor een
blijvend
patroon van
onoplettendheid
en
hyperactiveit-impulsiviteit
moeten
minimaal zes
van de negen
kenmerken
aanwezig
zijn geweest
gedurende
minstens zes
maanden, in
een mate die
niet in
overeenstemming
is met het
ontwikkelingsniveau
en die een
negatieve
invloed
heeft op
sociale,
schoolse of
beroepsmatige
activiteiten.
1 Kenmerken
van
onoplettendheid
-
Vaak
niet
voldoende
aandacht
geven
aan
details
en
achteloze
fouten
maken.
-
Vaak
moeite
om de
aandacht
bij het
spel of
de taak
te
houden.
-
Lijkt
vaak
niet te
luisteren
bij
direct
aanspreken.
-
Volgt
aanwijzingen
vaak
niet op
en
slaagt
er niet
in taken
af te
maken.
-
Heeft
vaak
moeite
met het
organiseren
van
taken en
activiteiten.
-
Vermijdt
vaak of
heeft
een
afkeer
van zich
bezig te
houden
met
taken
die
langdurige
geestelijke
inspanning
vereisen.
-
Raakt
vaak
dingen
kwijt
die
nodig
zijn
voor
taken of
activiteiten.
-
Wordt
vaak
gemakkelijk
afgeleid
door
uitwendige
prikkels.
-
Is vaak
vergeetachtig
tijdens
dagelijkse
bezigheden.
2 Kenmerken
van
hyperactiviteit
en
impulsiviteit
-
Beweegt
vaak
onrustig
met
handen
of
voeten,
of
draait
in zijn
stoel.
-
Staat
vaak op
in
situaties
waar
verwacht
wordt
dat men
op zijn
plaats
blijft
zitten.
-
Rent
vaak
rond of
klimt
overal
op in
situaties
waarin
dit
ongepast
is (bij
adolescenten
kan dit
beperkt
zijn tot
gevoelens
van
rusteloosheid).
-
Kan
moeilijk
rustig
spelen
of zich
bezighouden
met
ontspannende
activiteiten.
-
Is vaak
‘in de
weer’ of
‘draaft
maar
door’.
-
Praat
vaak
excessief
veel.
-
Gooit
het
antwoord
er vaak
al uit
voordat
de vraag
afgemaakt
is.
-
Heeft
vaak
moeite
op zijn
beurt te
wachten.
-
Stoort
vaak
anderen
of
dringt
zich op.
B
Verscheidene
kenmerken
van
onoplettendheid
of
hyperactiviteit-impulsiviteit
waren voor
het twaalfde
jaar
aanwezig.
C
Verscheidene
kenmerken
zijn
aanwezig op
twee of meer
terreinen
(thuis,
school,
club, werk).
D
Er zijn
duidelijke
aanwijzingen
dat de
kenmerken
interfereren
met of de
kwaliteit
verminderen
van het
sociale,
schoolse of
beroepsmatige
functioneren.
E
De kenmerken
treden niet
uitsluitend
op in het
beloop van
schizofrenie
of een
andere
psychotische
stoornis en
kunnen niet
beter worden
verklaard
door een
andere
psychische
stoornis.
|
Behandeling
Het voornaamste doel van de behandeling van ADHD is de door de gedragstoornissen
stagnerende sociale, emotionele en verstandelijke ontwikkeling weer op gang te
krijgen. Ook problemen als agressiviteit en gestoord contact met ouders en
leeftijdgenoten moeten worden aangepakt. Meestal bestaat de behandeling uit een
combinatie van gedragstherapie en medicijnen. Bij de gedragstherapie leren
ouders en leraren direct, intensief en duurzaam bepaalde leerprincipes toe te
passen in de omgang met het kind.
Medicatie
Is behandeling met medicijnen nodig, dan wordt meestal methylfenidaat
(merkloos, Concerta®, Equasym®, Kinecteen®, Medikinet®, Ritalin®) voorgeschreven, een
amfetamine-achtige stof die onder de
Opiumwet valt omdat ze verslavend werkt (zie ook
het onderdeel 'Cocaïne, Amfetaminen & XTC'
in de sectie 'Verslaving'). Dit type
stoffen wordt ook wel psychostimulantia genoemd. Bij een normale dosering en normaal
gebruik is deze verslavende werking nauwelijks van belang, maar er zijn
meldingen van verslaving na illegaal gebruik via snuiven of spuiten. In de helft
van de gevallen wordt methylfenidaat voorgeschreven door een kinderarts en in
een kwart van de gevallen door een kinderpsychiater. Huisartsen, die in
toenemende mate worden geconfronteerd met vragen over ADHD, zijn vooral
betrokken bij vroegtijdige herkenning, verwijzing, begeleiding en
onderhoudsmedicatie.
Methylfenidaat is vooral bekend geworden onder de naam Ritalin®.
Het moet doorgaans twee tot drie keer per dag (soms zelfs vaker) worden
ingenomen. Een groot nadeel daarvan is dat niet iedereen de discipline kan
opbrengen de medicijnen steeds op hetzelfde tijdstip in te nemen. Een ander
nadeel is dat de concentratie van de werkzame stof in het bloed sterk zal
schommelen. Na inname ontstaan hoge concentraties, die na verloop van tijd weer
lager worden. Je hebt dus te maken met pieken en dalen. Voor een goede werking
van veel medicijnen - en dat geldt zeker voor methylfenidaat - is het
noodzakelijk dat er een constante werkzame concentratie aanwezig is. Om dat te
bereiken zijn er de afgelopen jaren speciale tabletten ontwikkeld met een
zogeheten ‘gereguleerde
afgifte’. De tabletten geven de werkzame
stof langzamer maar met grote regelmaat aan het bloed af. Daardoor blijft de
werkzame concentratie van het middel veel langer constant. De tabletten hoeven
dan ook nog maar één keer per dag te worden ingenomen in plaats van twee of drie
keer. De nieuwere preparaten met methylfenidaat heten Concerta®,
Equasym®, Kinecteen® en Medikinet® en moeten bij voorkeur 's ochtends worden
ingenomen.
Een andere optie is het middel atomoxetine (Strattera®). In
vergelijking met methylfenidaat is hier nog relatief weinig ervaring mee opgedaan.
Het lijkt iets minder werkzaam. Het wordt dan ook alleen gegeven bij kinderen en
volwassenen,
die onvoldoende reageren op methylfenidaat of dit niet verdragen.
Hetzelfde geldt voor dexamfetamine (merkloos, Amfexa®, Dexamfetamine FNA)
en lisdexamfetamine (Elvanse®).
Net als methylfenidaat vallen deze stoffen onder de
Opiumwet in zijn volle omvang; de verslavende
werking is echter nog vele malen sterker.
Sinds 2016 behoort ook guanfacine (Intuniv®) tot het huidige
arsenaal ADHD-middelen. Vele jaren geleden werd deze stof gebruikt bij de behandeling
van hoge bloeddruk, nu is gebleken dat guanfacine ook een relevant effect
heeft op de symptomen van ADHD, maar nauwelijks op het algemeen functioneren van
kinderen en pubers met ADHD. Het effect is vergelijkbaar met dat van atomoxetine
en is dus ook minder werkzaam dan methylfenidaat of dexamfetamine.
overzicht
medicatie bij
ADHD |
stofnaam |
merknaam® |
toedieningsvorm: sterkte |
methylfenidaat
|
merkloos
Concerta®, Equasym®
Kinecteen®, Medikinet®
Ritalin® |
capsule mga*:
5-60 mg
tablet: 5, 10 en 20 mg
tablet mga*: 18-54 mg |
TWEEDEKEUSMIDDELEN |
atomoxetine
dexamfetamine
guanfacine
lisdexamfetamine |
Strattera®
merkloos,
Amfexa®
Dexamfetamine FNA
Intuniv® Elvanse® |
capsule: 10-100 mg
capsule: 2½ mg
tablet: 5 mg
tablet mga*: 1, 2, 3 en 4
mg capsule:
20, 30, 50 en 70 mg |
mga* = met
gereguleerde afgifte |
Werking en bijwerkingen
Methylfenidaat heeft bij 70 tot 80 procent van de kinderen van 6-15 jaar
direct effect op de typische verstoorde gedragskenmerken, mits een juiste
diagnose is gesteld. Ook heeft het middel
een gunstig effect op enkele afgeleide kenmerken, zoals het op eigen kracht
ingewikkelde schoolopdrachten kunnen uitvoeren, agressief gedrag en de
populariteit bij klasgenoten. Thuis worden de kinderen inschikkelijker en staan
ze meer open voor contact met anderen. Het werkingsmechanisme van het gunstige
effect van
psychostimulantia als methylfenidaat bij ADHD is grotendeels
onbekend.
Bij 10 tot 30 procent van de kinderen
ontstaan er bijwerkingen, voornamelijk in het begin van de behandeling; in één
op de tien gevallen is dat een reden de medicatie te staken. De meest
uitgesproken bijwerkingen van methylfenidaat zijn inslaapklachten en een
verminderde eetlust waardoor op den duur gewichtsverlies kan optreden. Om
slaapproblemen te voorkomen luidt het advies: geef de laatste dosis uiterlijk
vier uur vóór bedtijd. Om de kans op een verminderde eetlust te verkleinen,
wordt aangeraden de medicatie tijdens of net na de maaltijd in te nemen. Andere
bijwerkingen zijn hoofdpijn, duizeligheid, maagpijn en misselijkheid en
toegenomen prikkelbaarheid. Verder kan een milde stijging van de hartfrequentie
en de bloeddruk optreden. Daarnaast kan methylfenidaat in lichte mate de
lengtegroei remmen. Daarom wordt geadviseerd om tijdens elke controle lichaamslengte,
lichaamsgewicht, bloeddruk en hartfrequentie te meten. Over de veiligheid en de
effectiviteit van het middel voor kinderen van 6 tot 15 jaar is wat de korte
termijn (twee jaar) betreft, voldoende bekend. Over langduriger gebruik is veel
minder bekend. Deze gegevens gelden niet zonder meer voor andere groepen (zoals
jongere kinderen en volwassenen) en ook niet voor kinderen met ernstige
bijkomende psychiatrische verschijnselen (zoals depressie, verslaving of
antisociale persoonlijkheidsstoornis).
De meest frequente bijwerkingen van atomoxetine zijn: hoofdpijn, afgenomen eetlust,
duizeligheid, slaperigheid, vroeg ontwaken, buikpijn en misselijkheid/braken. De
bijwerkingen van guanfacine zijn: slaperigheid, dufheid, hoofdpijn,
buikpijn, vermoeidheid; omdat ze heftiger zijn en vaker optreden dan bij atomoxetine, heeft guanfacine
een plaats achter atomoxetine. De
bijwerkingen van dexamfetamine en lisdexamfetamine zijn vrijwel gelijk aan die van
methylfenidaat, maar treden veel vaker op en zijn heviger.
Sinds 1993 is het gebruik van
methylfenidaat binnen en buiten Nederland sterk gestegen. In 1997 werden in
Nederland 65.000 recepten uitgeschreven, terwijl dat er in 2000 al 178.500
waren. In 2012 werd 750.000 keer methylfenidaat aan in totaal 130.000
jongeren verstrekt. In 2007 bedroeg het aantal gebruikers nog maar iets meer dan
de helft: 65.000. Dit komt neer op een stijging van gemiddeld 14% per jaar
(bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen). Er zijn aanwijzingen dat methylfenidaat vaak niet langer dan
anderhalf jaar wordt gebruikt, met een kleinere groep langgebruikers. Er zijn
geen strikte criteria voor de optimale behandelduur en het optimaal te bereiken
effect, zodat niet duidelijk is wanneer het middel exact gestaakt kan worden.
Daarom wordt aanbevolen om bijvoorbeeld jaarlijks door middel van een
medicatievrije periode van één tot twee weken te bepalen of voortzetting van de
medicatie nog zinvol is. In de regel wordt het gebruik tijdens of kort na de
puberteit gestaakt.
Tweederde van de ADHD-kinderen lijkt op volwassen leeftijd van de aandoening
verlost te zijn: de typerende ADHD-klachten zijn dan nagenoeg verdwenen. Het
overige derde deel heeft ook op volwassen leeftijd nog last van ADHD-symptomen,
waardoor behandeling nodig blijft.

Externe links:
https://www.thuisarts.nl
(Thuisarts.nl; Nederlands Huisartsen Genootschap)
https://www.apotheek.nl
(Apotheek.nl; KNMP)
https://www.hersenstichting.nl (Hersenstichting)
https://www.nhg.org
(Nederlands Huisartsen Genootschap)
https://www.farmacotherapeutischkompas.nl
(Farmacotherapeutisch Kompas)
https://www.ge-bu.nl (Geneesmiddelenbulletin)
Terug |